84
te Middelburg (A) en te Goeswaar de schrijver in kerke-
raadsnotulen en aanteekeningen veel van zijne gading kon vinden.
Allen, die hem op eenigerlei wijze waarom liier hoogge
achte namen openlijk te noemen door hunne gewaardeerde
medewerking en sympathie in dezen aan zich verplicht hebben
zijn oprechten dank.
I. Inleiding.
In eene particuliere correspondentie in dato 28 November
1834 van D3. Johannes van Rhbe, toenmaals predikant
te Veen, aan zijne //Zeer Waarde en Yeel Geachte Vrienden11
in de Langedelft te Middelburg, lezen we o. m. het volgende:
//Gedurende mijne ziekte heeft D\ Scholte met de ge
meente zich afgescheiden van het tegenwoordig kerkbestuur.
Over die stap wordt ook onder Gods kinderen zeer verschil
lend geoordeeld.
//Da. Moorrees bedoeld wordt D3. B. Moorrees, predi
kant te Wijk, in het land van Heusden, later zeer bekend
geworden door zijne Adressen aan de Synode en zijn Woord
aa?i al zijne geloofsgenooten D3. Moorrees keurt dezelve te
eenenmaal af en laat er zich ook op den predikstoel zeer on
gunstig over uit.
//Ook de Nederlandse/ie Stemmen 3) zijn er niet mede ver-
eenigd, gelijk vele bedaarde en niet zoo haastende naar des
Heeren tijd, ook als Hij vertoeft en niet opstaat, om Zijne
kerk te verlossen dat feit der openlijke afscheiding te voor
barig noemen. Met deze stem ik tot dusver in.
//Zoodra D\ Scholte 3) van Appingadam, waar hij voor de
Zie brief van Ds. J. van Rhee aan M. Noels 2S November 1834).
-) Nederlandsche stemmen over GodsdienstStaat-Geschied- en Letterkunde.
Amsterdam bij Van Peuesum onder redactie van Da Costa Koenen Mr. A. M.
C. van Hall en W. de Clercq,. Zie o. a. Ned. Stemmen van 15 November 1835.
Hendrik Peter Scholte, predikant van Doeveren, Denderen en Gan-
soyenwas aangeklaagdomdat bij in eene leerrede over Jesaja 8 vers 1115
op verzoek van den toenmaals geschorsten predikant Hendrik de Cock den