91
Ds. Van Ehek was alzoo een man naar het hart des volks,
echter niet naar dat zijner gade Sijtje Mauia Houtkamp
volgens haar getuigenis was dominee //een engel op stoeleen
duivel in huis" evenmin naar het hart van het Classicaal
Bestuur. Want hij hield zich trouwer aan de leer dan aan de
kerkelijke reglementen.
De voorgeschreven avondmaalsvragen liet de man achterwege.
Op Goeden Vrijdag verkoos hij niet te preeken. Liefst noemde
hij den naam van dien dag nietdie was hem te paapsch. 3)
De invoering der Evangelische gezangen was hem een gru
wel. Hoogst zelden gaf hij ze van den preekstoel af. Eene
aanbeveling te meer voor de hoorders, die meerendeels de ge
zangen als eene remonstrantsche nieuwigheid verwierpen. 3)
Het Classikaal Bestuur bemoeide zich er mede. Er volgden
aanschrijving, berisping en schuldigverklaring. De overtreder
neergezeten in het graskon de belangstellende hoorder schier ieder woord van
de preek opvangen want 's mans krachtige stem klonk tot over het kerkhof.
1) Deze vier vragen waren door de Synode voorgeschreven sinds 1817. Vol
gens genoemde bepaling moest bij het einde der voorbereidingspredikatie in al
de gemeenten van de Hervormde kerk in Nederland den ledendie het Avond
maal wenschten te vieren verzocht worden om op te staan en vier vragen te
beantwoorden. Velen beschouwden die vragen als eene nieuwigheid. Zie over ge
noemde vragen o. a. S. van Velzen Gedenkschrift der Chr. Geref. kerk
Kampen 1884.
2) K. Wielemaker BiggekerlceMiddelburg 1904.
3) De Evaugelische gezangen hebben nooit genade kunnen vinden in de oogen
der Afgescheidenen. Vooral in dien tijd trokken zij er dapper tegen te velde.
In 1834 verscheen een werkje van zekeren Jacobus Kxok verver en koopman
te Delfzijlmet eene korte voorrede van en uitgegeven door li. de Cock gerefor
meerd leeraar te Ulrum. Het had tot titelDe Evangelische gezangen getoetst
en gewogen en te ligt bevonden.
De schrijver noemt de gezangen o. a. „svrenisehe minneliederen en een te zamen
geflansclite Alkoran". Dit werkje maakte destijds veel sensatie. In de Vader-
landsche Letteroefeningen maakte Yntema bij wijze van recensiede volgende
woordspeling op schrijver en uitgever.
Hier noodigt ons een slechte kok,
Op garstig spek en uyen
En bezigt een gescheurde klok,
Om ons tot 't maal te luyen.