99 zou doen, om nog in diezelfde week een beroep uit te bren gen. De dominee schreef naar Vlissingen, daar de gemeen teraad aldaar als ambachtsheer medestemrecht had. Eerst den 8*10» September d. a. v. kon deze afgevaardigden zenden. Op dien datum nam dan ook het beroepingswerk een aan vang. De consulent haalde 's voormiddags de afgevaardigden van Ylissingen, nl. de heeren J. J. Becker en A. van der Swalme van het gemeentehuis op het dorp af. Er werd eerst een grostal gemaakt, waarop ook D3. Schol- te van Doeveren voorkwamvervolgens een zestal en eindelijk een drietal, blijkbaar voor de leus, bestaande behalve uit Budding uit de predikanten B. Fijnebuik van Zoutelande en J. F. W. Königsfeldt van Melis- kerke. 1) Uit genoemd drietal werd met algemeene stemmen Huibert Jacobus Budding, candidaat bij het Provinciaal Kerkbestuur van Utrecht, beroepen. x) Den Uden September berichtte deze den beroepingsbrief te hebben ontvangen en zich nog eenige dagen te willen beden ken, daar hij niet in overijling wilde handelen. l) Hangende het beroep zond de loodgieter uit de Sint-Pieter straat mede namens de familie Noels, een zeer vleiend, tevens bemoedigend schrijven 3) aan den beroepen candidaat, die reeds van de eerste ontmoeting af eene ruime plaats in hun hart had gekregen. 2) Ze hadden hem ontmoet, met hem //van hart tot hart" gesproken en hem zien optreden te Biggekerke. Omet wat onverdeeld genot hadden zij in dat dorpskerkje zijne proefpreek aangehoorden hoe diep waren //in hunne harten ingedrongen de klaagtonendie ze uit zijn harte hoorden opkomenzoodat hij hun liefelijk wierd". 3) Zie Aktenboek van Biggekerke (VI) 18321876. Zie brief van Brombacher Noels ed echtgenoote aan Ds. H. J. Budding. Archief 1906 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1906 | | pagina 135