100 Ze hadden hem, den jeugdigen dienaar, daar op den kansel alzoo schreven ze bezig gezien '/in de priesterlijke be diening, de eerstelingen zijner gaven als op den reukaltaar offeren'de)1'. x) Het was den Heere aangenaam en des Heeren volk hartverblijdend en zielverkwikkend. '/Ochdat hij onzer worde1', zoo bidt de gemeente van Biggekerke. En de vrien den bidden dat met haar. Van tijd tot tijd kunnen zij hem dan ook gaan hooren, tot hunne //veraangenaming en opbouwing11. Ze voelen toch zoo'n //betrekking"'1 op den jeugdigen dienaarniet on gelijk //als die van David en Jonathan11 En dan die onzekerheid. Zal hij komen of niet Nu lang behoefden de vrienden niet in spanning te blijven. Eeue week later ontving de kerkeraad het bericht, //dat, daar alle bezwaren nu waren opgeruimdhijin de mogendheden des Heeren, de roepende stem naar de gemeente van Bêkerke wenschte op te volgen11. 2) Wat waren de vrienden blij. Vooral ook de uitgever Den Ouden zijn vaderlijke vriend. Budding had hem onmid dellijk zijn besluit medegedeeld Blijkbaar had deze Amster- damsche vriend de oudste brieven. Want in een overigens hartelijk schrijven, ongeveer gelijk verzonden, aan fcijne vrienden in de Langedelft, waar hij tijdens zijn bezoek aan Biggekerke //een gul en vriendelijk onthaal had genoten'1 3) en //zich als te huis gevoelde'1 3), preludeert Budding wel op zijn besluit, doch meldt hij het nog niet. Twee dagen later kregen de vrienden het heugelijk bericht door een schrijven van Den Ouden. En een woord uit het hart ging er bij. 4) De man vertelt in allen eenvoud, hoe hij gedurende den Zie brief vaa Brojibaciier Noels en echtgenoote aan Ds. H. 3. Budding. a) Zie Aktenboek vau Biggekerke (VI)) 18321876. Zie brief vau H. J. Budding te llheneu aan Noels (16 September 1834). Zie brief van J. H. den Ouden aan Noels (18 September 1834).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1906 | | pagina 136