106
Zoo had dan Budding zijn wensch verkregen, nl. eene
eigen gemeente. De verandering was groot, maar de do
minee had vooreerst geen tijd, om daarover te denken. Ydór
Nieuwjaar moet hij ten minste negenmaal voor de gemeente
optreden. Zijne preeken schrijft hij geheel af tot de ge
beden toe. '/Was ik wat meer gevorderd met mijn werk",
schrijft hij twee dagen vóór Kerstdag aan zijne Middelburg-
sche vrienden//ik geloofdat ik dan nog een kort uit
stapje zou wagen, maar door de verhindering (nl. eene on
gesteldheid) van gisteravond heb ik van de drie preeken voor
aanstaande Kersmis eerst één geheel af en ben aan huis ge
bonden". 1)
Budding nam ook dit deel van zijne taak met ernst op.
Hij preekte naar den trant dier dagen. Eerst worden de
tekstwoorden verklaard uit het verband, vervolgens worden in
houd en strekking van den tekst nader ontwikkeld, en ten
slotte volgt de toepassing. 2)
De Evangelische gezangen waren destijds geen struikelblok
voor Budding's consciëntie. Hij gaf ze op en zong ze dapper
voor de eerste maal den H. Doop en wel aan Huberta Jacob a Adriana
Hüysman volgens gebruik dier dagen naar den leeraar vernoemd.
Bij die gelegenheid schonk deze aan de ouders van de doopclinge een kerk
boek met haken van gedreven zilver. Op het schutblad schreef Ds. Budding
eigenhandig het volgende:
„Ter gedachtenis van Hurertus Jacobus Budding Bedienaar des Woords in
de Gemeente van Bêkerke. Bij gelegenheid van zijne eerste Bediening des Heiligen
Doops aan Huberta Jacoba Adriana Huysman op Zondag den 288tcn December
des Jaars 1834."
Daarnaast staat:
„Dat het boek dezer wet niet en wijke van uwen monde, maar overlegt het
dag en nachtopdat gij waarneemt te doen na alles dat daarin geschreven is
want alsdan zult gij uwe wegen voorspoedig maken, en alsdan zult gij ver
standelijk handelen". Jozua Cap. 1 vers 8.
Beidendoopeliuge (echtgenoote van Jan Melis te Biggekerke) en Bijbelzijn
nog in aanwezen.
Zie brief van Ds. Budding aan Noels (23 December 1834).
Zie Bundel nagelaten leerredenen van H. J. Budding (18341835). Uit
gever W. J. van Nas te Rhenen.