109 zoo'n dorst geleden had, dat hij en zijne kameraden modder water filtreerden door hun zakdoek. Maar onmiddellijk brak hij het gesprek af, zeggende: 1 past niet, 't past niet'1, en ging direct over een geestelijk onderwerp praten. x) Onder oud en jong wekte zijn optreden ontzag zijne ver schijning alleen was soms voldoeude om anderen van het kwaad of van naar dominee's inzicht minder goede plannen terug te houden. Zoo is het wel gebeurd, dat hij de opge schoten knapen opzochtdie 's morgens bij hem gekerkt had den en zich ouder gewoonte na etenstijd bij 't //aanplakbord" verzamelden tot eene gemeenschappelijke wandeling onder den middagdienst. De dominee sprak ze dan aan en zei, vrien delijk genoeg, dat hij het aardig vond, dat ze nog eens bij elkaar kwamen, zeker om over de morgenpreek te spreken. Zoo hield hij hen bezigtot de klok begon te luidenwaarop de dominee zei: //komaan, nu gaan we weer naar de kerk" en allen volgden hem. 2) vcmber 1830 uit Utrecht naar België trok. Zie hierover Uirecktsche Studenten almanakken van 1831 en 1832. llee-ds als student te Utrecht Budding werd den 26 Juli 1828 als zoo danig ingeschreven was de 18-jarige jongeling zeer tot ernst en nadenken ge neigd, wat professor Heringa aanleiding gaf, na een bezoek, dat Budding hem had gebracht, te zeggen: „Ms die jongen niet zwaar orthodox wordt, weet ik het niet. Vroeg zijne moeder verloren, cu dan onder zoo'n oude meid let maar eens op". Zie Dr. J. H. Gunning J.Hz., II. J. Budding. Leven en arbeid. -) De volgende voorvallen illustreeren de wijzewaarop Ds. Budding in het gewone, dagelijksche leven placht om te gaan met zijne luidjes. .Meermalen kwam onze jonge dominee zijn ouderling Wijnand op Krommen- lioeke een bezoek brengen. Ook wel bij winteravond. Op een dier avoudvisitesterwijl het gezin van vader Wijnand gezellig rond den haard zat, en de dominee ouder gewoonte de gesprekken leidde, sloeg de hond op het erf aan. Jan een knaap van 10 a 11 jaren sloeg de schrik om het hart. Wat zou er gaande zijn. „Toe- Kooga eens kijken wat er op het hof te doen is" vroeg hij stil letjes aan zijn ongeveer vijf jaren ouderen broeder en zag broer Koo daarbij smeekend in het gelaat. Koo bleef echter zittenboewei de houd maar steeds doorblafte.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1906 | | pagina 145