117
De dominee wendt zich van beide passagiers af en zet on
danks hunne ergernis l) zijn gesprek met den hofmeester
aangenaam voort.
Te Dordt stapt hij af, om, na een bezoek aan eenige //af
gescheidenen en niet afgescheidenen" 3), binnen kort zijne
reis naar Nijmegen te vervolgen. Daar woonde zijne zuster. s)
De ontvangst aldaar was allerhartelijkst en //liet voor het uit
wendige niets te wenschen over". Hoe trok zijn hart naar
lthenen, naar zijne lieve tante Pitta. Wel vond hij ze
ouder eu ook zwak, maar //onveranderd in hare toegenegen
heid" <1). En was zijn vader al weinig ingenomen met den stap
zijns zoons, //de natuurlijke betrekking maakte de eerste ont
moeting nog al dragelijk" 5). Een en ander in aanmerking
genomen heeft hij reden tot dankbaarheid. 6)
Plannen voor de toekomst heeft hij nog niet gemaakt. Wel
heeft hij het voornemen Scholte te gaan bezoekenmaar eerst
//na den Bededag". 7) Tot zoolang blijft hij in ieder geval
onder het gastvrij dak zijner tante. 8) In diezelfde week be
zoekt hij Brijmmelkamp te Hattera en is hij tegenwoordig
op eene provinciale kerkvergadering te Utrecht. Daar treedt
„Yalsche munt" was liet antwoord „in Nederland niet meer gangbaar". De
man was slechts een tolk van het algemeen gevoelen. Zie verder de spotprenteu
uit die dagen, waarop wordt voorgesteld „liet droevig relaas der misericn op
eene reis van geestelijke landverhuizers naar Nieuw-Luilekkerland". Zie F.
Muller Beredeneerde beschrijving van Nederlandsche Tlisiorie/datenAmster
dam 1879.
Zie brief van Ds. Budding te Rheneu aan Noels (16 April 1836).
2) Zie brief van Ds. Budding te Klicnen aan Noels (16 April 1S86).
3) Evenals Budding zelf, na den dood zijner moeder, in het hnis zijner
tante opgevoed.
4) Zie brief van Ds. Budding te Rhêncn aan Noels (16 April 1836).
s) Zie brief van Ds. Budding te Rheuen aan Noels (16 April 1836).
„De Heere"zegt hij„geeft mij ruime stolle hoven bidden en danken."
Zie bovengenoemden brief van 16 April 1836.
i) De Synode van Amsterdam (212 Maart 1836) schreef een algemeenen
„Vast- en Bededag" uit en wel voor Woensdag 20 April 1836 (Zie Hande
lingen der opzieners der gemeente J. Hövkkek. en Golverdingen 1836).
Zie bovengenoemden brief van 16 April 1836.