140 Doch voor de sombere brief wordt toegelakt, legt de mede lijdende man er een geldswaardig papiertje in en voegt in verband hiermede aan zijn schrijven het postscriptum toe. //Ne- vensinliggend briefje zal ulieden wel geworden, hoop ik. Ik heb over weinig te beschikken, maar het weinige moge uit een toegenegen hart welkom zijn/' Ongetwijfeld werd dit openhartig schrijvenhoe weinig opwekkend ookonder de vrienden te Middelburg rondgezonden en gelezen. Sinds zijn vertrek hadden de kerkeraadsleden nog geen schrijven van Budding ontvangen. Bij het afscheid nemen den avond vóór zijn vertrek hadden zij gevraagd, wanneer de dominee dacht weder in hun midden te zijn. En de do minee had geantwoord: een veertien dagen of iets langer, naardat de zaken zich schikken. x) En werkelijk, nadat de veertien dagen om waren, had Budding er ernstig over gedacht om zijne belofte gestand te doen en naar zijne woonplaats terug te keeren. Met een schip per te Utrecht had hij zoo goed als afgesproken om naar Zeeland mee te varen; want daar lag zijne roeping 2) Van dit plan was echter niets gekomen. 3) En zoo was de man aan het uitstellen gegaan. Zooals we zagen, zat Budding bij het begin des jaars nog goed en wel te B/henen. De zware reis- leeftijd is overleden. Zijne weduwedie hem nog lang overleefdeis den 31stcn October 1862 in den ouderdom van 65 jaren op eene bovenwoning in de Krommewcele (K 108) gestorven. Zie brief van den kerkeraad in dato 22 Januari 1837 „UEd. weet, wat gij ons beloofd hebt, sedert dat gij van ons hebt afscheid genomen in den avond van den wanneer wij U vraagden wanneer UEd. meendeweder in ons midden te zijn en gij bepaaldet bet op 14 dagen of iets meer, naardat de zaken zich schikten. En kort na dien verschenen tijd verna men wij, hebt UEd. een schipper gesproken, ik meen wel te Utrecht, waar (lees aan wien) gij verklaarde! als geresolveerd te zijn om mede te varen naar Zeeland omdat uwe roeping daar lag. Zie brief (brouillon) van den kerkeraad in dato 22 Januari 1837. ;i) Misschien was Budding afgeschrikt van eene reis over water door den vrecselijken storm van den vóórlaatsten November 1836waarbij zoovelcn hun graf in de golven hadden gevonden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1906 | | pagina 176