144- delburg achter slot en grendels gebracht Het huis op Seisdam werd gesloten en juffrouw van Nas, Budding's huis houdster ging voorloopig naar hare familie. Zeer gemoedigd zat de 28-jarige Budding in de kamer der droefenis ter neer. a) Zijn trouwe vriend Noels en anderen waren er spoedig bij om hem te bezoeken, doch kregen geen toegang. 3) Brieven mocht Budding ontvangen en verzenden't), Vooral' had de justitie zijn goed en huisraad verkocht. Toen de oproeper zou beginnen zongen de huisgenooten een vers uit Ps. 27 (berijmmg van P. Dathenus) „Opdat ik daer mach merken end aenschouwcn Heer, nwos hnys seer sckoone heerlijc-kheyt End den Tempel vrij zijnde van 't benouwen Wel mach alsins doorsien met vrolijckheyt Want als ick sal wezen beswaert met noot, lek sal daer verborghen zijn t'aller tijt, En in een hevmelijck oort zijn bevrijt End daarna verhoocht zijn in eeren groot." Zie Gunning II. J. BuddingLenen en arbeid. Zie ook brief van A. P. dn Winter aan Noels (20 Juli 1838). 2) Zie brief van A. P. de Winter aan Noels (20 Juli 1838). 3) Zie brief van A. P. de Winter aan Noels (20 Juli 1838). Een zekeren Van de Wal uit Nijmegenvroeger te Vlissingen mocht het ge lukken den gevangene even te zien en te spreken. Zie boveugenoemden brief. •i) In die gedwongen eenzaamheid en afzonderingwaardoor hij tot stilzitten en werkeloosheid was gedoemd op zich zelf reeds eene straf voor den werk? zamen volijverigen man dacht Budding meer dan ooit aan zijne catechisanten. Voor zijue leerlingen te Grijpskerke, Aagtekerke en omstreken had hij tot dusver catechisatie gehouden in eene nu sinds meer dan twaalf jaren afgebroken arbei derswoning in de„Pekeliuge", en wel in het huisjetoenmaals bewoond door zekeren Jacob Kodde en zijne huisvrouw Christina de Bree (gehuwd 6 Juni 1829), staande in het weiland tegenover de hofsteden van W. eu J. de Visser, waar hij de meergevorderden uit Hellenbroek en uit den catechismus onderwees. Daar kwamen ook geregeld ecu drietal kinderen van den Grijpskerksc-hcn molenaar Houterman, een vurig voorstander der Afscheiding, die mede de „verboden as sociaties" bezocht, en een trouw volgeling was van Budding. Aan Houterman en zijn gezin was Budding dan ook zeer gehecht. Git zijne gevangenis schrijft hij aan zijne „zeer geliefde leerliugen", ouder wie het bedoelde drietal Marines Pi eter en Jacoba Houterman bij name wordt genoemdhet volgende „Zeer geliefde leerlingen, Dat de genade van den Hcere Jezus uw deel zij en dat de liefde Gods in uwe

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1906 | | pagina 180