14-8 liet werk om den kerkeraad van zienswijze te doen veranderen doch1- zonder succes. Dit verschil van gevoelen werkte intus- sclien treurig in de gemeente na. Een deel hield het met den kerkeraad, een grooter deel met Budding. En onder de leuze//vóór of tegen de oude psalmen1'' ontstond een niets ontziende twist. De woordvoerder 2) voor de nieuwe berijming was baas verlangde Budding die bij den huisgodsdienst de oude berijming gebruikte dat de leden op het vroeger genomen besluitom nl. in de gemeentelijke samenkom sten de nieuwe psalmen te zingen zouden terugkomen. Doch de broeders zetten zich schrap en zeiden van neen. De nieuwe berijming was eenmaal aangenomen door de gemeente en wel „zouder bezwaar" alsmede door de synode te Amster dam. Voorts drong de kerkeraad aan op het bijeenroepen eencr algemcene synode die de bezwaren van Budding tegen de nieuwe berijming onder de oogen zou zien. In beginsel was Budding daar niet tegenhij wilde zelfs daartoe mede werken „maar was zelve niet begeerig om in persoon daar te verschijnen". Zie Notulen 12 Mei 1837. De voorstanders van de oude berijming redeneerden aldus„De Kerk is met de psalmen van Datheen als in een geestelijk huwelijk verbonden, reeds in 1580 op de synode van Middelburglater op nieuw bevestigd te Dordrecht iu de jaren 1618 en 1619. En alzoo zouden wc bij verwerping der psalmen ons schuldig maken aan boudsbreuk en huwclijksschennis." Of zooals Lkdeiioer het later uitdrukte (zie Een spiegel dezes tijcis's-Gravenbage 1841) „de oude psalmen gaan bovenal, want ze zijn als David in een eenvoudigen linnen lijfrok, doch huppelend voor de arke des Heeren. Magarde nieuwe berijmingdient verdreven te worden en Sarade echte vrouwin eerc hersteld". 2) Laten we even naar 3s mans logica luisteren „De godzalige van der Groe", zoo zegt hij, „laat beiden ouveroordecld lig gen wat deszelfs inhoud betreft (daar de Evangelische gezangen om verwerpelijk zijn) maar wel ouder het oordeel bragt, met betrekking tot deszelfs hoogmoedigeu invoer en zondig misbruikgelijk hij doet over de feestdagen en wij vinden Deuteronomium 28 vers 2824 van den hemel, aarde cu regen, die als koper, ijzer en pulfer voorkomenmaar dat bederf niet in zich zelf bezitwaartoe het als middel tot uitbreiding van Gods oordeel dienstbaar was oiu der zonden wille want dan zou datzelve onafgebroken blijven voortdurenmaar integendeel tot een uitgebreiden zegen gesteld iszoodat men niets moet verwerpen om deszelfs zondig misbruik, maar wol om deszelfs bederf. Zoo zouden de oude psalmen in het zondig, nedrig misbruik zelf afgodendienst zijn en niet betamelijk, om in eene vergadering te gebruiken, omdat het zingen om menschen zou kunnen zijn en niet den Hecre". „En zoo meen ik" zegt de loodgieter„over de psalmen dien grooten man en laatsten profeet van ons vaderland te verstaan".

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1906 | | pagina 184