154
als predikant //voor de gezamentlijke Cliristelijke Afgescheidene
gemeenten in Friesland1" te Leeuwarden woonachtig, werd eene
commissie naar Budding gezonden om te trachten hem van
zijn voornemen af te brengen. De commissie moest echter on
verrichter zake terugkeeren. Budding was niet te bewegen
zijn eenmaal ingenomen standpunt te verlaten. En zoo bleef
de zaak daardoor 2) sleepende tot den nazomer van hetzelfde
ganschc land toch al het mogelijke te doen om den ouderlingen vrede te be
waren.
„Ook moet gij zooveel mogelijk den lecraar voor uwe gemeenten trachten te
behouden schrijft hij verder. „Daarom raad ik U om van wege de gemeenten
twee ol' meet' broeders van de godzaligsten naar ZEW. te zendenopdat deze hem
met alle bescheidenheid bij zijne roeping en verplichting om de gemeenten te
dienentrachten te bepalen."
Ook ds. H. de Cock drukt bij schrijven van 20 April 1S39 en wel aan den
Middelburgschen kerkeraad zijn leedwezen uitdat ds. Budding tot zulk een
stap is gekomen.
„Ik hoop", zoo schrijft hij, „dat ds. Budding bij nadenken zien zal, dat niet
om allerlei oorzaken scheuring en scheiding geoorloofd zij maar alleen dan
wanneer het fondamenteele gronden raakt."
En verder in denzelfden brief schrijft hij
„Ik hoop, dat Ds. Budding van ons, van ulicdenja bijua van de geheele
afgescheidene en uitgeleide gemeente des Ileeren zich om zulke verkeerde en
nietige redenen niet zal afscheuren en scheidenmaar zich wederom mot ulicden
mag vereenige en gij ook hem broederlijk wederom aannemen" (zult).
De kerkeraad van Goes droeg deze zaak op aan dien van Middelburg,
bij schrijven van 1 Maart 1839.
-) Uit een schrijven in dato 8 Maart 1839 van J. Minderhout mede
namens M. Goossen en P. Geelhoedt waarin zij aan den kerkeraad van Goes
mededeeliug doen van den uitslag van het bezoekaan Budding gebrachtblijkt
bet volgende. Genoemde commissie las den bewusteu brief van Van Velzen
vooralsmede het schrijven uit Goes. Budding verzocht met lezen van dit
laatste schrijven op te houden daar het gelijkluideud was met. het schrijven van
Van Vedzen.
En toen de Commissie vroeg, welk autwoord zij naar Goes moesten schrijven
noemde Budding de volgende punten
1°. beklaagde hij er zich over dat, de door hem gezonden brief niet aan
de gemeente is voorgelezen. De kerkeraad van Krabbendijke had er aan Bud
ding over geschreven.
2U
3°. Naar zijn zeggen had hij de gemeente niet verlaten. Op de laatstge-