145
daarvoor ieder twaalf stoopen van het minste bier afstaan.
Tegen het genot dezer baten moesten de leproosmeesters zorgen
\oor het onderhoud der beide Lieve-Yrouwenhuisjes op den
Dam en daarin iedereu avond van Bamisse tot half Maart
eene brandende kaars zetten, den Dam schoonhoudenalsmede
de vest achter de huizen aan de noordzijde van den Dam,
beginnende aan de goot bij Sint llochus gelijte in de Span
jaardstraat tot den platteform aan de Noorddampoort. Boven
dien kregen zij nog in eigendom dertig gemet beroofd land
tusschen de oude en de nieuwe haven, dat zij met het vuil van
den Dam en het slijk uit de vest moesten ophoogen (Mr. J.
H. de Stoppelaar. Inventaris van het oudarchïef der stad
Middelburg IV0 261). Volgens de rekening der leprozen van
15731575 werd het mijtengeld niet meer ontvangen. Wel
waarschijnlijk werd voor de verhooging van het genoemde
land door de kwartiermeesters der stad met de leproosmeesters
overeengekomendat deze laatsten voor het schoonhouden der
straten zouden zorgenonder beding dat de mest niet naar
elders mocht worden uitgevoerd (W. R. 28 September 1560).
De hiervoor genoemde jaarlijksche rekeningen loopen van
Mei tot Mei, na 1593 van 1 Januari tot 31 December; de
oudste is van 1554/5, de laatste van 1630. Die van 1556,
1564—1567, 1569—1572, 1577, 1578, 1583, 1584, 1594,
1615, 1616, 16181620 en 1624—1626 ontbreken even
wel De overige berusten sedert 1858 in het oudarchief der
stadtoen ze werden afgestaan door het college van toezicht
over het huis van arrest en bewaring, in welks archief ze tot
zoolang bewaard werden, nadat de bezittingen der leprozen
voor de stichting en onderhoud van het tuchthuis waren be
stemd zooals hierna zal worden vermeld.
De oudste rekening heeft tot opschrift: //Rekeninge, bewijs
ende reliqua, die Lambrecht Lambrechtsz Aeeent Jansz.
Boom ende Gillis Wisse ais leproosmeesters deser stede van
Middelburch doende zijn burchmeesters ende schepenen der voor-
seide stede, van alle alsulcke handelingen ende administratie
Archief 1907. 11