XIX Ten slotte verdient vermelding, dat op 27 December 1906 de wet van het Genootschap met ingang van 1 Januari 1907 op nieuw vastgesteld werd. De bestaande wet dagteekende van 1 October 1871 en eischte met het oog op de veranderde omstan digheden en behoeften dringend herziening. Zoo waren de af- deelingen, waarin het Genootschap vroeger gesplitst was, reeds lang in onbruik gekomener hadden geene afzonderlijke ver gaderingen meer plaats van directeuren, aan wie aanvankelijk het geldelijk beheer was opgedragenhet jaarverslag werd niet meer vijfjaarlijks, maar jaarlijks gedrukt; de bibliotheek en de verzameling handschriften waren overgebracht naar het ge bouw der Provinciale bibliotheek, zoodat de bepalingen omtrent de raadpleging dezer verzamelingen in de wet moesten vervallen. Bij deze wetsherziening werd tevens de commissie voor de leeskamer overeenkomstig het voorstel dezer commissie opge heven en is de leesinrichting rechtstreeks onder het bestuur gebracht, omdat dit door zijne periodieke maandelijksche ver gaderingen als het ware aangewezen was om haar te beheeren. Eindelijk is de vrijstelling van dames-leden van de vervulling eener spreekbeurt vervallen, daar de dames, die door kunde en geleerdheid in aanmerking komen voor het lidmaatschap des Genootschapszeker niet minder dan de heeren in staat kunnen geacht worden eene leesbeurt te vervullen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1907 | | pagina 17