160
landsche één groot 12 mijten het pond. Er was 175 pond
gekocht 1558
Koehuid (een) 5 schellingen 5 grooten. 1558.
Koeien. Eene magere veers"1 2. 1555. Eene witrug
koe 31 schellmgen 8 grooten; eene roode 35 schellingen 6
grooten; eene grijze 36 schellingen; eene bonte 39 schellingen
8 grooten; een zwarte os 3 1560.
Paarden. Een paard //omme in de kerre te wei-ckem' 2.
1553. Eene roode merrie 2:8 1555. Twee ruinpaarden
voor de stadsmestkarsamen 20: 10. 1560.
Paardenhuid (een) 21 grooten. 1558.
Turf het last 7 en 11 schellingen. 1554; 15 schellingen.
1555.
//Deerinck van eenen dach werckens" 22 schellingen. 1555.
Varkens (braad) één schelling 6 grooten het stuk; (jonge)
één schelling 6 grooten tot 5 schellingen het stuk. 1561.
Veevoeder. 16 koolzaad- en 16 lijnzaadkoeken voor de jonge
kalven 2 schellingen 8 grooten. 1557.
Gruis voor de varkens 16 el 20 grooten het achtendeel.
1557
Vleesch. Er werd vleesch geleverd voor 16 schellingen de
100 pond. 1555. Koevleeseh van 2 grooten 12 mijten tot 3
grooten 6 mijten het pond. Aan schapenhutspot 20 grooten.
Een kwartier schapen vleesch 2 schellingen. Een vet lam op
Paaschavond 3 schellingen 4< grooten. 1557. Koevleeseh 2
grooten a 2 grooten 12 mijten het pond. 1558. Een groot
9 mijten. 1562.