3
bachte.il wordt aangeduid Geen twijfel, niet de minste onze
kerheid. En dat, ofschoon nog tot het midden van de 16'le eeuw
ook de beide kleine wateringen 2) van Oud-Ylissingen en van
West-Souburg geheel zelfstandig hebben bestaanmet eigen
bestuur en afzonderlijk water- en dijkgeschot. Dat evenwel
ook de andere wateringen niet dadelijk in haar geheel tot
stand zijn gekomen, maar langzamerhand door samensmelting
van kleinere gebieden haar latere uitgebreidheid hebben ge
kregen daarvan is het mij geluktalthans voor de Oost-
watering, het duidelijke bewijs te vinden. Over dit punt zal
ik eenigszins uitvoeriger moeten handelen.
De oudste polderrekeningdie in het archief wordt aange
troffen, loopt over het jaar 1411 en betreft uitsluitend de
Oostwatering. Echter niet de Oostwatering, zooals wij die in
lateren tijd kennen. Neenhaar gebied was toen op verre
na niet zoo groot. Zij omvatte alleen de ambachten, ge
heel of gedeeltelijk, tSer-Alaerdskerke (het tegenwoordige Se-
rooskerke), waartoe dan wel ook het Nieuwe Ambacht of
Vrouwenpolder gerekend zal moeten worden, Gapinge, Brig-
damme, Popkensburg of St Laurens, Zandijk en Scellacht,
samen slechts 6394 gemeten, terwijl de latere Oostwatering
niet veel minder dan 12000 gemeten telt, dus bijna de dub
bele uitgebreidheid bezit. Achter deze rekening bevindt zich
die over het jaar 1412, welke nagenoeg op dezelfde wijze is
ingericht. Daarop volgt echter over datzelfde jaar nog een
andere rekening van een watering, die den naam van Heyen-
sluus draagt. //Dit es", zoo luidt het hoofd//die groole ende
tontfanc van den ambochte, dat gheleghen es in Heyensluus,
daer men of gaf II inghelschijn van den gliemete van watrin-
ghelde Hieronder ressorteeren, ook weer geheel of gedeelte-
G-rijpskerkeWestkapelle met PoppckerkeDomburg, Oostkapellc cn
Meliskerke.
Watering wordt hier en later steeds gebruikt in de beteekenis van wa
terschap.