70 dissenters in Berkshire, heeft zoek gemaakt en verkwanseld. x) i) Dat Worsley zich als makelaar niet naar hehooren had gedragen, wordt j. m. bevestigd door eeue verklaring onder eede, gegeven door Joseph Jennings en George Phillips voor den Lord-Mayor van Louden, in dato 8 Februari 1760. De heer Joseph Jennings deponeert, dat hij 7 December 1756 Worsley had geëmployeerd tot inkoop van eenige loterijbriefjes 's voormiddags, waartoe Worsley ter inkoop vroeg 150 k st., belovende deze briefjes dienzelfden voormiddag te brengen, doch dat hij eerst kwam 's namiddags, zeggende de briefjes te hebben gekocht en nog een partij briefjes in beding te hebben ter waarde van 60 st., verzoekende onder zijn handschrift nog 50 H st. met belofte van ten eerste met de briefjes te zullen wederkomen en geheel af te rekenen. Doch dat Worsley eerst 's anderen daags 's morgens (den Ssten) wederkwam, zich excuseerende over het niet houden van zijn woord, zeggende wel te welen, dat Jennings de briefjes kocht om er winst mede te doen, en dat hij gelegen heid had gevonden 's avonds te voren een gedeelte daarvan met winst te ver- koopen tot een goeden prijs volgens ordentelijke rekening van credit en debet door hem toen vertoond van 't gekochte en verkochte voor Jennings; verzoe kende voorts te weten, of Jennings wilde, dat hij de resteerende, nog onver kochte briefjes met bet geld aan hem zou brengen of voor het geld nog meer andere briefjes koopen en dan alles des avonds brengen, welke laatste Jenntns toestond: doch dat bij Worsley van dien tijd af niet meer beeft gezien of kunnen vinden, wijl hij zich had geabsenteerd en weinig tijds daarna is bankroet verklaard zonder eenig briefje, voldoening of securiteit voor die 200 st. gehad te hebben als de twee qnitanties, dat hij door dat subtiele gedrag van Worsley voor 200 f2 was opgelicht en bedrogen, zonder hem daarvoor te hebben gecre diteerd, maar de gelden ter hand gesteld om 't gekochte in commissie te betalen. Voorts verklaarde Joseph Jennings, dat bij, een der sequesters zijnde, eeue rekening uil de boeken van Worsley ha'd opgesteld, waaruit bleek, dat behalve. 500 ot., aan Worsley jaarlijks toegestaan tot zijn onderhoud, nog bovendien 6550 7 scb. 6 p. door hem verloren, doorgebracht of verkwist waren binnen den tijd van vijf jaren, te rekenen tot op het jaar van zijn bankroet, gaan, en dat hij zich geheel aan 't spelen, m 't spel .,Rescounters" genoemd, had overgegeven; ook dat hij zich had geëngageerd mot zekere personen in de attestation genoemd, om schuldbriefjes (notes) aan elkander te geven, om elkanders crediet op te houden, zonder dat Worsley daar voordcel door had gehad. Dat ook in Worsley's laatste examinatie een der commissarissen daar ge noemd aan Worsley had gezegd, dat, schoon hij een oud commissaris was en veel bankroeten voor zich had gehad, echter nooit een van zoo'n zwart karakter als dat van Worsley. Jennings voegt er hij, dat Worsley, zooals hij was ge ïnformeerd, ook op 't verzoek van den koopman Isaac Stamper en den heer Thomas Hood door den Lord-Mayor en Aldermen van Londen geschrapt was van de lijst der gelicentieerde makelaars dier stad en onbekwaam gemaakt om als

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1908 | | pagina 118