80 in zoover Wc&sley als reden van zijn overhaast vertrek op geeft het ontvangen van een nameloos Pransch briefje, af komstig, naar hij meende, van een der regeeringspersonen van Middelburg, die hem een vriendelijken wenk wilde geven zich zoo spoedig mogelijk uit de voeten te maken in verband met zijne antecedenten Doch dit motief is zonder eenigen grond. De kerkeraad kan hem, Worsley, verzekeren en nog wel namens Mr. Hüyssen van Kattendyke, dat geen enkel magistraatsper soon binnen deze stad hem zoodanig briefje heeft toegezonden. Zeer waarschijnlijk is het afkomstig van den een of anderen vijand. //Jammer, dat we niets van die dingen hebben afge weten", zeggende heeren. //Hadtge ons er maar mede in kennis gesteld, wat ware er veel voorkomen. Doch nu het geval er toe ligt, zouden wij u willen aanraden en dat doet ook burgemeester ICattendyke ten minste, indien ge er voor kunt en durft instaan, dat de door u aan de classis overge legde testimonia wettig en geldig ziju, om onmiddellijk naar uw werkkring weer te keeren. Met alle liefde en toegenegen heid zullen we u bij vernieuwing ontvangen, en daarop kunt ge staat maken geen vijand zal u deren. Het komt er dus maar op aan, dat uwe testimonia echt zijn. Tracht daarvoor zooveel bewijzen bij te brengen, als maar eenigszins mogelijk is, vooral ook door inlichtiugen te verschaffen aangaande de personen, die de bewijsstukken geteekend hebben. Bedenk, uwe eer en uw goede naam staan op het spel. We wenschen u in dezen Gods hulp en bijstand toe. Spoedig hopen we u in ons midden te zien." Zoo schreef de kerkeraad. Of dit nobel schrijven, staande de vergadering opgemaakt en door alle aanwezige broeders onderteekend, Worsley in handen is gekomen? Vermoedelijk niet. //Uit eigen beweging en zonder eenig schryven van den kerkeraad te hebben ontfangen" is Worsley //wederom gekomen", verklaren de heeren later. 2;< 1) Bedoeld wordt Alexander Joh an Hiebontmus Hlvssen van Kattendvke. 2) Zie Vertoog kerkeraad aau de classis Walcheren (24 Februari 1760). Of heeft Wobsley de broeders ook hierin misleid?

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1908 | | pagina 128