82
vergadering begaf naar dominee Wtlhelmius' deftige woning.
De heeren uit de Engelsche consistorie moesten echter onver
richter zake vertrekken. Tweemaal lieten zij zich aandienen
doch dominee liet hun door zijn huisknecht weten-dat hij nu
geen tijd had, om de heeren te ontvangen, wel Maandag.
Zoo moest de kerkeraad het zonder advies uitmakenof
Worsley den volgenden dag al of niet voor de gemeente zou
optreden. De beslissing was spoedig genomen. En wel met
//eenparigheyd van stemmen". Worsley zou preeken en het H.
Avondmaal bedienen. 1) Er waren toch bij den kerkeraad voor
alsnog geene bezwaren tegen hem ingebracht. Yoorts had hij
op heden in de consistorie plechtig verklaard, dat zijne vroeger
door hem overgelegde testimonia allen echt en wettig waren
en dat zijn geweten hem in niets beschuldigde. En vooral deze
laatste verklaringen dierbaar noemde ze de kerkeraad
deden, naar het oordeel der broederen, de schaal naar Worsley's
zijde overslaan. Later kon men dan verder zien. Zoo is dan
ook geschied. Worsley trad 's Zondags voor zijne gemeente
op. 's Morgens hield hij eene leerrede inderdaad naar tijds
omstandigheid en wel naar aanleiding van Davids woorden
//I will wash mine hands in innocencyso will I compass
thine altaro Lord" 2)om daarna het Heilig Avondmaal
te bedienen. Na afloop van den middagdienst vergaderde de
kerkeraad 3) opnieuw en stelde aan Worsley in de consistorie
Van dit besluit werd nameus den kerkeraad door eene commissie, be
staande uit de heeren Van der Wind, C. I. Oole en P. van der Elst, kennis
gegeven aan burgemeester Radehacher, die, na gehoord te hebben Woes ley's
verklaring, zich de- resolutie der vergadering liet welgevallen.
2) Volgens de Staten-vertaling: „Ik wasch mijne handen in onschuld, en ik
ga rondom uw altaar, o Heere!" Ps. 26: 6.
3) Deze had zich in betrekking gesteld tot ds. Yair wien eerst tevergeefs
per brief, maar later met beter succes door eene commissie (de heeren Reitz,
Van der Elst, Jouw en De Swarte) overlegging verzocht werd van de origi-
ncele brieven en bescheidendoor hem ontvangen in de zaak Worsley. Nog
altijd verkeerde het consistorie in de meeniug, dat ds. Vair de persoon was,
die Worsley beschuldigde. Een schrijven van Ds. Sowden in dato 21 December
aan hun adres bracht de heeren van hunne verkeerde meening terug.