88
den veelbesproken, alarmeerenden brief van ds. Sowden 1)
aan ds. Yair ter hand met de dringende uitnoodiging, dat
hij omtrent de zware beschuldigingendaarin vervat, zich
zou verantwoorden en wel 's Woensdags na Nieuwjaar. 2)
Aan die vordering heeft Worsley voldaan. Aan liet consis
torie legde hij een schrijven over van zijne handbeleefd en
welwillend genoegdoch waarin hijzonder op de zaak zelve
in te gaan en door overtuigende bewijzen Sowdens verplette
rend requisitoir te ontzenuwentrachtte door het bijbrengen
van eenige losse aanteekeningen de randglossen van een
criticus den kerkeraad met schoone, doch in dit geval
weinig zeggende woorden tevreden te stellen. Worsley begint
zijne verantwoording aan den kerkeraad, met te zeggen, dat
hijom geen kwaad met kwaad te vergeldenvolstrekt niet
voornemens is Sowden met gelijke munt te betalen en 's mans
doopceel te lichten. Er zou anders wel gelegenheid voor zijn;
want naar Worsley ter oore is gekomen, heeft Sowden nu
eenige jaren geleden getracht een collega het hieltje te lichten,
om dan later zelf in diens plaats beroepen te worden. Die
tactiek laat hij aan anderen over. Zoo noodig zal een koop
man uit Rotterdam wel een boekje over Sowden opendoen en
den man aan de kaak stellen.
Liever wil hij het voorbeeld volgen van zijn grooten Meester
en zijnen vijanden vergeven. /.Ik heb", zoo zegt hij, //een
goed geweten voor God en menschen." //Daarom", zoo gaat
Genoemde brief was de commissie onder recepis ter band gesteld door
ds. Yatr bij haar bezoek te zijnen huize. De inhoud van dit schrijven werd
namens den kerkeraad later aan de regeerende burgemeesters medegedeeld. Zie
over een en ander de Notulen van den Engelschen kerkeraad.
a) De kerkeraad icon niet anders dan vertrouwen, dat Worsltüy wettig pre
dikant was, en hield hem daarom de hand hoven het hoofd. Genoemde kerkeraad
had immers beloofd, bijaldien Worsley naar Middelburg terugkeerde het zou
voor hem een bewijs zijn, dat deze de echtheid zijner testimonia overtuigend
in het licht kon stellen dat hij als leeraar niet alleen zou worden „joyfully
received, hut protected from all yours (his) enemies". Zie brief van den Engel
schen kerkeraad aan Worsley in dato 12 December 1759.