90 Daarenboven verzocht de kerkeraad, dat Worsley zich zou verdedigen tegenover Sowdens krasse beschuldigingen in ver band met de missive der negen Engelsche predikanten, van welke missive eene commissie uit genoemden kerkeraad een copie van ds. Yair uit Yere had medegenomen. Worsley had daartegen niet het minste bezwaar. Vrijmoedig en on bedeesd 2) stond hij voor de heeren. Over een drietal punten liep de beschuldiging, derhalve ook de verdediging. Het eerste punt betrof zijn candidaatschap. De Engelsche dominees konden bezwaarlijk aannemen, dat Worsley ooit als predikant was geordend. Geen hunner had hem //gelicentieerd" of geautoriseerd1" tot de heilige bedie ning en voor zoover zij wisten en de heeren meenden goed ingelicht te zijn had ook geen enkel bisschop der Episco paten of predikant van de dissenters zulks gedaan. //Nu, het eerste deel der verklaring is volkomen juist11, zegt Worsley. //Geen dezer negen predikanten heeft mij geordend, 't is zoo. Maar zulks is ook nooit door mij beweerd. Er zijn toch in Engeland meer predikanten om iemand te ordenen dan juist dit negental. Trouwens, voor geordend predikant heb ik mij nooit uitgegeven. Maar wat ik wel beweerd heb en wat ook overigens uit mijn testimouium blijkt, is dit: ik heb bij een bekwaam en geleerd predikant gestudeerd. Toen mijn oom, de beroemde Presbyteriaansche predikant te vens doctor in de theologie Obadja Hugues, kwam te over lijden, heb ik van ds. Burdett consent gekregen om te preeken. Ik was alzoo proponent. Als zoodanig heb ik ook in de Epis- copaalsche kerk den dienst waargenomen. Doch niet lang, Zie hierover: Notulen Eugelsehe kerk (17211761). Stukken betreffende de zaak van George H. Worsley. Brief van John Byrdett aan ds. Van deji Wind in dato 10 Januari 1760. Pricadvies in de zaak-Worsley door gedeputeerden der classis Walcheren Bedoelde commissie bestond uit de heeren W. o. Reitz P. van der Elst Jouw en P. de Swarte. 2) Zie Vertoog van den Engelschen kerkeraad aan de classis.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1908 | | pagina 138