101 Langeviele met beleefd verzoek om consistorie te beleggen en aldaar het attest ter tafel te brengen. Gaarne zou Worsley later van den heer Smytegelt het resultaat der bespreking vernemen, vooral als er in deze eeue resolutie genomen was, welke hij dan gaarne door eenige kerkeraadsleden geteekend, door bemiddeling van bovengenoemden ouderling zou ontvangen. Overeenkomstig het hem gedaan verzoek bracht de heer Smytegelt de ontvangen missive op eene buitengewone ker- keraadsvergadering ter sprake. De heeren vonden het vreemd, dat Worsley in plaats van aan den kerkeraad in zijn geheel, slechts aan een enkel lid van hun college had geschreven nog vreemder, dat de plaats, waar het attest werd geteekend niet is vermeld, wat toeh noodig is, en allervreemdst, dat het niet is gecontrasigneerd door den heer Burdett zelf, den persoon in quaestie. Eene nadere bevestiging van *de door het zevental afgelegde verklaring en wel door den heer Burdett voor notaris en getuigen ware beslist noodzakelijk geweest. De indruk, welken dit schrijven van Worsley op de heeren maakte, was alles behalve gunstig. Zij hadden iets meer ver wacht, nl. de overlegging van degelijke, afdoende attesten, als bewijzendat hij tot het predikambt gerechtigd was. Zoo was ten minste de vernieuwde afspraak voor zijn vertrek naar Enge land. Hij zou, zoo beloofde en verzekerde hij plechtig, goed en deugdelijk bewijzen, dat er in Engeland eene plaats Avon is, waar de heer Prior woonde; ook zou hij overleggen eene behoorlijk voor den magistraat afgelegde verklaring van de kerkelijke persoDen ten opzichte van den persoon van Hugh Burdett; eveneens attesten, dat hij daar predikant geweest was, en gedurende welken tijd, en eindelijk zou hij bij den kerkeraad inzenden verklaringen van verschillende predikanten, o. a. te Londen en te Dover, voor wie hij tijdens zijn verblijf in Engeland den dienst zou waarnemendat hij daar op dien en dien datum gepreekt hadalle verklaringen en attesten onder eede en behoorlijk gezegeld. En in plaats van dit alles zendt Worsley deze niets zeggende, onbeduidende verklaring.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1908 | | pagina 149