10S eenparigheid van stemmen in eene finale resolutie veranderd. Nog dienzelfden dag werd vanwege de vergadering Worsley in een officiëel schrijven met den inhoud dezer resolutie in kennis gesteld. Ultimo Mei zou de termijn van beraad voor Worsley verstreken zijn. Indien hij binnen den bepaalden tijd geene voldoende bewijzen van zijne onschuld en van de recht vaardigheid zijner zaak had ingebracht, dan zou de vergade ring met de kerkelijke procedure voortvaren. Dit officiëele schrijven maakte blijkens zijn antwoord grooten indruk op Worsley. Hij kon daaruit opmaken, dat het mee- nens begon te worden en het kwaad ten volle over hem be sloten was, bijaldien hij niet aan de gestelde voorwaarden voldeed. Toch hield hij zich goed en zette bonne- mine amau- vais jeu. Zijn zaak was nog niet reddeloos verloren, naar hij begreep; er was naar het oordeel van den geslepen Engelsch- man nog speelruimte genoeg. Wel was het //hard en wreed" schreef hij eenige dagen later (9 Mei) uit Londen terug, hard en wreed om kerkelijke censuur te moeten ondergaandaar hij zich van zijne onschuld en oprechtheid bewust was, en hij in dezen met Job, den grooten lijder der oudheid, zeggen kon: totdat ik sterve, zal mijne oprechtheid niet van mij wijken. Maar moet het tot die censure komen, dan zegt hij//de wil des Heeren ge schiede". Tntusschen zal Worsley al het mogelijke doen, om dit uiterste te voorkomen. Hij zal al vast beginnen aan te kloppen bij den Waalschen predikant Delo te Middelburg en dezen beleefd verzoeken hem ter wille te zijn en te trachten hem uit zijne benarde positie te bevrijden. Worsley is in dezen niet zonder verwachting. Een van Delo's vrienden in En geland heeft zich op speciaal verzoek van genoemden predi kant reeds de moeite willen getroosten, om een onderzoek in te stellen naar den persoon van Hogh Burdrtt, predikant Voorts de kerkeraadsleden Mr. C. I. Ole Smïtegelt W. O. Reitz P. van der Eest, Ann. Damme en Joh. van de Coppello,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1908 | | pagina 156