'4 111 laatste uit Chattaraontving het college qualificatum kort daarop nog een tweetal brieven van Worsley uit Londen, die beide bewijzen, dat de beschuldigde, willende gaarne als predikant van de Engelsche gemeente te Middelburg in eere hersteld worden, zijn uiterste best deed om de heeren en broeders guustig voor zijn persoon te stemmen. In een dier brieven, gedateerd 27 Mei is Worsley al heel nederig en deemoedig. Wat is bij daar bovendien vroom. //Mijn gansche hart", zoo zegt hij in dit schrijven//mijn gansche hart gaat uit naar den dienst van Godniemand kan daarin meer lust en genoegen vinden dan ik. Niemand zal dau ook daarin door de hulp Zijns Geestes met meer ijver tot Zijne eer en uw nut werkzaam zijn, indien gij mij niet on waardig oordeelt nog onder ulieden werkzaam te zijn." //Ik had zoo'n stille hoop, broeders", gaat Worsley voort, //dat wij samen, ieder opzijn post, van God tevredenheid en ver troosting hadden ontvangen voor ons deel; zoo het Hem behagen mocht, uwe harten te bestieren, kan het nog zoo zijn. Daarom draag ik mijne zaak op aan Zijn wijs en voorzienig bestuur. Mocht het Zijn wil zijn, dat we nog eens gelukkig met elkander konden omgaan; maar zoo niet, indien wij dan elkander maar mogen ontmoeten hiernamaals, in de gewesten der eeuwige gelukzaligheid." 3) en mr. Biskop goede bekenden van mr. Thuring te Middelburg en air. Te nant te Vere dieuende tot versterking van het certificaat van 25 Maart te Newington" afgegeven. Worsley deelt daarin mede dat de pas gezonden verklaring van mr. Austin ook geteekend is door Robert Bougie te Stroodwijl deze een vriend is van mr. Thuring te Middelburg. Mij heeft Worsley gekend, toeu deze predikant te Newington was. a) Ook outviug de kerkeraad nog een schrijven van Worsley uit Londen, gedateerd 20 Juni, waarin hij vraagt, of voldoende zou zijn het overleggen van een attest van eeue Presbyteriaansche gemeente, waarvoor hij gepredikt heeft, en waarvan sommige leden te Newington hem hadden gekend. Tot teeken der waarheid hadden zij hun predikant verzocht, dat Worsley daar zou optreden, wat dan ook geschied was. Voorts dringt hij aan op ontslag of wederkomen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1908 | | pagina 159