116 ten eenenmale valsch. Doch al ware het stuk echt, dan is het toch van nul en geener waarde, eenvoudig wijl het niet bewijst, wat het bewijzen moet, nl. zijn onbesproken lidmaat schap en proponentschap. Er is echter nog meer. In zijne poging om de echtheid van zijn testimonium te staven heeft Worsley van verschillende //verdichte en valsche stubbed1 gebruik gemaakt wellicht was hij daarvan zelf de auteur met het opzettelijk doel om én classis én collegium qualificatum én kerkeraad schandelijk te bedriegenten einde een dienst te kunnen waarnemen, waartoe hij hier in Holland dan al evenmin bevoegd was als in Engeland. Onder //schoone beloften" vertrokken met het doel om in zijn vaderland afdoende bewijzen voor zijne bevoegdheid als prediker te gaan verzamelen, is hij ondanks herhaalde aanschrijving zoowel van den Engelschen kerkeraad als van het collegium qualificatum nog niet teruggekomenondanks dit alles blijft hij zich absenteeren, zoodat al zijne gewillig heidsbetuigingen eigenlijk niet anders zijn dan //protestationes actui contrarim, om de oogen te verblinden". Hetzelfde moet gezegd worden van zijn voornemen om zijn dienstwerk neer te leggen: het is eenvoudig eene poging om de eer aan zich te houden. Om al deze redenen oordeelden de heeren deputaten, dat George Hügues Worsley, al ware hij ook een bevoegd pre dikant, wettig beroepen en bevestigd, waardig zou zijn uit zijn 'ambt te worden ontzetvooreerst als //eerloze en bedrieger", indien nl. bewezen kon worden, dat zijn testimonium als mede sommige brieven 2) door hem verdicht en vervalscht zijn, omdat hij van die stukken heeft gebruik gemaakt tot misleiding van kerkeraad en classis na zijn beroep en gedurende het onderzoek der tegen hem ingebrachte bezwaren, maar ook als aanhoudend veriater van zijn dienst onder voorgeven van 1) 16 Maart 1760. 2) Brief van Piuou van 15 Juni 1759 en van John en Hugh Burdett van 10 Januari 1760.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1908 | | pagina 164