129 Op 25 October d. a. v. predikte alhier ds. Yair van Yere. In dien namiddagdienst werd het vonnis tegen Worsley der gemeente van den predikstoel voorgelezen en afgekondigd zooals te voren door het collegium qualificatum besloten was. Eerst een drietal weken later 2) werd een afschrift naar Worsley verzonden, die met ongeduld en spanning den afloop zijner zaak had te gemoet gezien, en van Londen uit den Engelscken ker kers,ad 2) te Middelburg van antwoord diende. Dit antwoord was, zooals begrijpelijk is, verre van malsck. Worsley poseert daarin als de veroordeelde onnoozelheidzijne geliefde broederen van vroeger worden nu voorgesteld als laaghartige huichelaars die voigeus Worsley tot alles in staat zijn. In zijn billijk ontstoken toorn daagt de veroordeelde zijne onrechtvaardige rechters voor de vierschaar Gods. Hoezoo vraagt hijzult gij u kunnen rechtvaardigen in dien dag van het groote ge- congregation with a worthy and upright teacher, as likewise that this sentence shall he read and published verbatim from the pulpit to the congregation." Zie Sentence of the qualified college. Gecommitteerd werden ds. Van der Wind, mr. C. I. Oole en Marinus Smytegelt cum potestate substituendi om in de aanstaande classicale vergade ring de sententie tegen Worsley over te brengen en de vergadering te bedanken voor „derzeiver hoog wijs en voorligtend pneadvijs ia dezen gegeeven". Zulks is dan ook geschied op de classicale vergadering van 6 November 1760, in welke vergadering de classis het vonnis, tegen Worsley uitgesproken, overnam. Zie 's mans schrijven van 17 November 1760 aan den kerkeraad. 2) Worsley schreef terug niet aan deu Engelschen kerkeraad in zijn geheel evenmin aan het collegium qualificatum als zoodanig, maar alleen aan dc heeren C. I. Oole, Marines Smytegelt, W. O. Reitz, P. van der Elst, Adrtaan Damme en Johannes van de Coppello hij zonderde alzoo uit den „braven" heer Van der Wind en den achtbaren magistraat, voor wie Worsley volgens zijn zeggen, den grootsten eerbied had daar deze hadden bewezen „wolven in schaapskleeren" te zijn, eene qualificatie in kennelijken terugslag op hetgeen bet collegium qualificatum in zijn veroordeelend vonnis aangaande Worsley had geschreven, dat nl. dc Heerc zijne kudde uit de klauwen van dezen wolf, als in schaapsvel gekleed, had gered. Voorts verzocht hij aan dezelfde heeren, dat, bijaldien zij nog eeuig rechtsgevoel of eeuige godsvrees bezitten, zij er voor zorgen, dat dit zijn schrijven aan de gemeente zal worden voorgelezen, zooals dit ook geschied is met bet vonnis. Archief 1908. 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1908 | | pagina 177