2 met dat van een der sinds lang uitgestorven takken van Borssele, dien van Zanddijk. Reeds in het werk van Jacob van Grijpskerke H Graafschap van Zeeland, dat omstreeks liet midden der zeventiende eeuw geschreven werdwordt van de afstamming der Van der IIooghe's uit het huis van Borssele als van eene vaststaande zaak melding gemaakt; de schrijver was hieromtrent ingelicht door Philips en Augustijn van der Hooghe, wier zoon en broeder Pieter zich in 1668 bij den doop zijner dochter 2) Van Borssele van der Hooghe noemt. Nog iets vroeger (1657) wordt die naam in eene resolutie van de Staten-Generaal 3;- gegeven aan Jacob van der Hooghe, uit een jongeren tak dier familie gesprotendie in tegenstel ling tot den oudsten, die den Catholieken godsdienst getrouw bleef en zich later in de Zuidelijke Nederlanden vestigde, tot de Hervormde kerk behoorde en dus deel aan de regeering bleef behouden. De nakomelingen van dezen Jacob van Borssele van der Hooghe lieten uit hun wapen de breuk weg en voerden het volle wapen van Borssele en noemden zich dan ook niet meer Van Borssele van der Hooghe en nog veel minder Van der Hooghe maar eenvoudig Van Borssele. Voornamelijk ten tijde van Willem IV en Anna van Han nover kwam het geslacht tot aanzien. Jan van Borssele, een kleinzoon van den voornoemden Jacob van Borssele van der Hooghe, werd in 174-7 representant van den prins als eersten edele van Zeeland, en was tot zijn dood in 1764 zeker een der invloedrijkste personen in die provincie. Zijn broe der Philips Jacob werd in 1757 door prinses Anna benoemd tot Geëligeerden raad van Utrecht. De Geëligeerde raden, die het eerste lid der Staten van Utrecht uitmaakten, werden NL het wapen van Borssele, gebroken met drie sterreu van zilver in het hoofd. 2) Qharters en papieren, afkomstig van jhr. A. IF. van Borssele nr. 22. 3) Aldaar nr. 31.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1908 | | pagina 50