10
zegels zijn het tweede (Pu. de Tuyll de Serooskerke)
het vierde (P. v. Borssele uit den tak van Spreeuwen -
stein het zevende (Verus de Catz), het achtste (J. van
Wissenkercke), het negende (Guillame Zoete de IIouthain)
en het tiende (Phle Zoete d Hoijthain). Het eerste zegel is
zonder twijfel dat van Theophyl de Catz geweest, het derde
dat van H. van Wissenkercke, terwijl tegenover het vijfde en
het zesde zegel drie handteekeningen staan, nl. die van J. v. B.
v. Hooghe, P. van Tuyll van Serooskeiicke en Nycolaes
van Virssüse 3). Welke naam hier is bijgevoegd, is niet
twijfelachtig: niemand had er belang bij, dat een Van Tuyll
of een Van Yirssijse onder de onderteekenaars voorkwam.
Het belang, dat de familie Van Borssele van der Hoogiie
er bij haddat er een lid van haar geslacht onder deze Zeeuw-
sche edelen optrad, springt in het oog. Bovendien in 1757,
toen de substituut-griffier en secretaris van het hof van Hol
land Th Boey van dit stuk de authentieke copie afgaf, die
aan de Staten van Utrecht is overgelegd, hingen er nog zeven
zegels aan, waaronder dat van Joos van der Hooghe niet
was; want, ware het aanwezig geweest, dan zou dat zeker in
het belang van het bewijs der adellijke afstamming van Phi
lips .Jacob van Borssele zijn gezegd. Maar wat ten slotte
de zaak afdoet, is, dat Joos van der Hoogiie nooit J. v.
B. v. Hoogl-ie'" maar altijd //J. v. Hooghe" geteekend heeft.
De man is burgemeester, schepen en raad van M/ddelburg ge
weest en heeft de stadsrekeningen meermalen helpen afhooren.
Onder al die recessen komt zijne handteekening voor; nimmer
(ook niet onder de boven vermelde huwelijksakte van zijn zoon
d.d. 1651) luidt zij //J. v B. v. Hoogiie", gelijk in het charter
Ia de Deductie worden de handleekeningen niet in de juiste volgorde ver
meld. Zij zijn in het oorspronkelijke aldus geplaatst:
II IV V VII IX
I III VI VIII X
J. v. B. v. Hooghe.
In de Deductie staat Boshuse, wat ik er echter niet uit lezen kan.