11 van 1625. Op de afbeelding kan men die pseudo-handteeke- ning met eene vroegere (onder de rekening van de extraordi- naris imposten over 1621) en met eene latere (onder eene diergelijke rekening over 1627) vergelijken. Misschien zal men dan ook bespeuren, dat de echte handteekeningen veel ste viger getrokken zijnde valsche veeleer met zorg nageteekend is. Men verwondert zich eenigszins, waartoe al dat geknoei heeft gediend. Wat doet het er toe, of Joos van der Hooghe zich al of niet Van Borssele van der Hooghe noemt, of Jacob van der Hooghe den titel jonkheer draagt of niet waar toch volgens Jacob van Grijpskerke kan worden aan getoond uit de leenregisters der St.-Paulusabdij en uit de rentmeestersrekeningen, dat de stamvader der Van der Hoo ghels was Jacob van Borssele, de zoon van heer Claes van Borssele, en de kleinzoon van heer Rase van Borssele, uit den tak van Zanddijk? Immers Giiijpskerkf. 1) zegt het volgende: //lek kan hier met zekerheijt aanwijsen de afkomste van deeze branche, 't geen in de voorigen niet en hebbe ge daan, om dat het hooft van deeze branche heer Ra es van Borssele, ridder, in veele brieven, nog tot den jaare 1392 mij bekent is, daar de voorige branches vrij ouder afkomst hebbenomdat de registers der leenen van Ste Paulus abdije tot Uijtrecht alwaar op 't jaar 1420, (de nomber) van vijf gemeeten verheft Jacob van Borsselen naar doode zijns va ders Claes Raasen zoone, 't welk van vader op zoon verheeven is, ende laast door jonkheer Pieter, nu heer van der Hooge, vermeldt op den 1 Januarij 1634. Ten tweede, betoonen het mij ook seer distinctelijk, de registers der leenen van Zeelant en de brieven daar van op Cleverskerk een dorpken geleegen annex Sandijk voor een gedeelte meede van vaader op zoon verheven. In de reekeninge van Bewesten-Schelde de au 1441 f° CYI, verso, op Cleverskerkestaat Jacob van Borsselen Claesen soon. Den 10ïn Julij 1460 verheft Cle- 'i Graafschap van Zeeland biz. 284 en 285.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1908 | | pagina 59