12 verskerke en andere tienden, Adriaen van Borsselen heere van der Hooge, naar doode sijns vaders Jacobs Claes soone. Naar sijn vader Adriaen, Jogs heer van der Hooge op't jaar 1496. Wederom Adriaen van der Hoo.giie, naar doode van zijn vader Joos, in 't jaar 1506 op de 14e Mey." Heeft Philips Jacob van Borssele zich bij zijne pogingen om sessie te verkrijgen in het college van Geëligeerde raden op deze bewijzen uit de leenregisters der St.-Paulusabdij en uit de rentmeestersrekeningen beroepen? Onder de in 1757 overgelegde en sedert gedrukte stukken komen geene extracten uit die registers en rekeningen voormaar in een in het ar chief der Staten van Utrecht berustenden bundel papieren, die deels in 1757, deels bij latere gelegenheid, met name in 1766, in de zaak van Philips Jacob van Borssele aan de Staten van Utrecht zijn overgegeven 1), komt o. a. voor een //Extract uit een Register van verscheide actens van Beden, verheff van LeenenLijste van Edelen van Zeeland en dier- gelijcke meer, de Ridderschap en Ed. van Zeelant rakende, uit de origineele gecopieert, folio 101". De aanhef van dit stuk d.d. 1496 October 1 luidt aldus: //Wy Willem van der Nyckerke, by der onthengenisse Godts abt van Pau wels t' Utrecht, doen cont allen luyden, dat voor ons ende onsé mannen hiernaer bescreeven gekomen is Joost van der Den 10'L'n Juli 1766, toen de meerderjarig verklaarde stadhouder WillemV voor het eerst de zitting der Staten van Utrecht presideerde, drong hij er op aan, dat de zaak van de admissie van Philips Jacob van Borssele, die wel zitting had genomen, maar niet anders dan onder protest der ridderschap, ein delijk zon worden getermineerd; hij die gelegenheid leverde de prins tevens eenige nadere bewijsstukken van de adellijke afkomst van Philips Jacob in. In de Statenvergadering van den lsiun September werd eene memorie van de bezwaren der ridderschap hiertegen vastgesteld. Nu bevat een bundel stukken, behooreude tot het archief der Staten van Utrecht, (nr. 79) o. a zoowel een omslag, waarop geschreven staat: Nadere bewijsstukken 'van den R>'. Pk. Jac. v. Borssele v. der Hooge behoorende tot de notulen van den 1 Sept. 1766, als het in den tekst vermelde extract. Het vermoeden ligt voor de hand, dat beiden bijeen- behooren, en dat dus het extract in 1766 aan de Staten is overgelegd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1908 | | pagina 60