19
13. Van de Praerogativen van den Eersten Edelen van Zee-
land, mitsgaders hoe, en wanneer eerst de Praerogative
en naderhant de Tjtel opgekomen is.
14. Van de Exclusie der Edelen van Zeeland A0. 1596 be
gonnen.
15. Van den derden Staet der Generaele Staetennaementlyk
de Goede Steeden.
16. Van alle subalterne Officieren en Collegiën van Zeeland
in Justitie, en Politie.
Van dit laatste hoofdstuk zegt Te Water nog, dat het
in zijn handschrift slechts anderhalve bladzijde besloeg en alleen
handelt over den ruwaard van Holland en Zeelandzoodat
Grijpskerke blijkbaar zijn werk niet heeft voltooid.
Later kreeg Te Water echter ook een exemplaar der eerste
redactie in handen, en de inhoudsopgave daaruit deelde hij
mede in zijn opstel Lijst van Zeeuwse/ie edelendoor geleerd
heid lofwaardig (gedrukt: Archief Zeeumch genootschap l8te
deel, 4de stuk, blz. 33 vlg.). Na hoofdstuk .VIII volgen daar
nog de volgende (blz. 61):
9. van de Ridderhofsteden;
10. van de namen en benamingen der Edelen van Zeeland;
11. van de verdere voorregten en privilegiën der Ridderschap
en Edelen van Zeeland;
12. van de oude adelijke geslachten, welke in Zeeland de
Ridderschap en Edelen van Zeeland geconstitueerd hebben
18. behelzende de kwaliteit en opkomst van een' Eersten
Edele van Zeeland;
14'. van de seclusie der Edelen van Zeeland, en wat bij hen
daartegen gedaan is;
15. van het derde lid der Staten van Zeeland, namelijk van
de steden
16. van de justitie van Zeeland en al de collegiën en offi
cieren daartoe behoorende;
17. van de militie.
De uitgevers hebben dat verschil niet bemerkt, wellicht