20 omdat in het door hen gebruikte handschrift (n°. 4), waarin de tweede redactie gevolgd wordtachter het onvolledige hoofd stuk //Van alle subalterne officieren en collegiën van Zeeland in justicie en politie" nog twee andere hoofdstukken //Van de justicie van Zeeland ende alle collegiën ende officieren daartoe gehoorende" en //Van de militie" zijn geschreven. Dit zijn de beide laatste hoofdstukken van de eerste redactie van het werk van Grijpskerke. Blijkbaar correspondeert het hoofdstuk //Van alle subalterne officieren" der tweede redactie met dat getiteld //Van de justitie van Zeeland" der eerste, maar is de bewerking van dat kapittel in de tweede redactie niet voltooid, zoodat ook het laatste hoofdstuk der eerste redactie //Van de militie" niet meer in de tweede is opgenomen. Het is eenigszins vreemd, dat de uitgevers dit niet bemerkt hebben. Hadden zij er op gelet, zij zouden gezien hebben, dat het door hen afgedrukte handschrift n°. 4 onmogelijk het zelfde kan zijn als het door Te Water gebruikte exemplaar, wat zij toch veronderstellen. Dat exemplaar is verloren. Het onderscheidde zich door deze bijzonderheid, dat het tiende ka pittel abusievelijk het negende genoemd werd, zoodat er twee negende hoofdstukken op elkander volgden (zie Te Water's Voorreede blz. 18). Deze eigenaardigheid nu komt in geen dei- door de uitgevers besproken handschriften voor. Van de drie andere handschriftendie ik nog kon raadplegen(twee in de verzameling van het Zeeuwscli genootschap en één op het rijks archief in Zeeland) vertoont één hetzelfde verschijnsel; dit kan echter niet liet exemplaar van Te Water zijn, want in plaats van het llde (12,le) hoofdstuk is de gedrukte tekst uit liet hoog adelijk en adelrijh Zeelant in het handschrift gebonden, terwijl bovendien ook hier de beide laatste hoofdstukken van de eerste redactie aan het einde van het boek zijn afgeschreven. Over de geschiedenis van liet door hem gebruikte exemplaar deelt Te Water in zijn boveu aangehaald opstel Lijst van Zeeuiosche edelendoor geleerdheid lofwaardig het een en auder mede. Het werk van Grijpskerke zou, zegt hij (blz. 64),

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1908 | | pagina 68