B IJ L A G E N.
I.
Brief van L. H. Krayenhoff te Gorinchem aan
jlir. Jan van Boiissele te Middelburg.
Hoog Edel Geboore Heer!
Ik heb liet tractaetje van den heer Te Water doorlezen en
in hetzelve veele bewyzengevonden, die, by den overigen voor-
raed gevoegd en in goede order aengevoerdieder zullen moeten
overtuygen. Ik heb teftens geziendat den auteur alle de passa-
giën uyt zyne aantekeningen heeft geligt, die ik A. 1759 oor
deelde, dat er uyt moesten. Alleen had ik wel gewenst, dat er
nog een en andere kleinigheid was uyt gebleven, onder anderen
iu 't Naberigt blz. 145 de drie laeste regels 2), omdat Zijn
Ew. daer een nieuw werk beloofd, hetwelk ik gis, dat het pe-
remtoire werk zal wezen; en zoo ja, dan zal party van agteren
uyt deeze periode willen aentoonen, dat dit tegenwoordige
een praeparatoir werk is geweest, wiens oogmerk met het doel
wit van het peremtoire concurreerd, en dat het derhalven
suspect is, en weinig geloof meriteerd, waerdoor men dan alle
de bewyzen, die uyt hetzelve te haelen zijn, hoe echt ook,
zal trachten te ener veereu en rejecteeren. Te meer als party
letten zal op een ander misbruyk va.11 meer aenbelang, dat
ik wat lager zal aenwyzen. Althans ik voor my stel vast,
dat het zoo gebeuren zal, en zou daerom U Excellentie geheel
Het „nabericht" komt voor iu het eerste deel van Tiet hoog adetijk en
adelrij/c Zeelant.
-) Te "Water teekent hier in marginc aan: linea 7. Inderdaad is dit de ze
vende regel van den brief. De aanteekening is geschied om het citeeren in
zijne weerlegging (Bijlage II) gemakkelijker te maken.