29
hier niets haperten veele zullen twyfelen, of de auteur ooyt
zoo een twede copy gehad of gezien heeft; en het is te
vrezen, dat de gesleepe tegenparty ligtelijk in datzelfde begrip
zal koincn en op het vertoonen van die copy aendringen
den auteur uvt dien hoofde van ontrou beschuldigen en
zelfs betreffende de eerste copy van ontrou zal tragten ver-
dagt te maekeu, om dus het bewijs, uyt de schriften van den
heer Van Grejpskerken voortvloeyende, te enerveeren en
op dien voet alle schryvers in zulke materie verdagt en inutil
te maeken, waertoe zy te eerder zal overhellen, zoo haere
aendagt op myne eerste zwarigheid mede zal gevallen zijn.
Voor my, het komt my zoo gebeurlijk voor, dat ik ray ver-
pligt geoordeelt heb U Excellentie mijn begrip te moeten ver-
klaereu, verzoekende, dat U Excellentie myne poging ten
besten wil opneemen, als met een goed oogmerk geschied.
Indien er nu geen tweede copy mogt aenwezig zijn, gelijk
ik zelfs zeer vreeszou ik vooral van advys zijndat men er
ten eersten een in de regte form maekteen wel van het ge-
heele werk, en daertoe het oudste en geelste papier gebruykte,
dat te bekoomen is, dog dat door jaertal of wapen zig zeiven
niet verraed Kan men het niet geel bekomen, men legge
het een weinig in regenwater, waerin eenig geelzel, en drooge
het dan weder, waertoe zoo geresolveert word, en geene
goede gelegentheid is, wil ik dat -wel uytvoeren, hier iemand
hebbende, die voor een geringe bagatel de copy wel zal willen
schryven, zullende minder kosten, als ze waerd is, om in
een bibliotheek te hebben. Is er waerlijk een tweede copy,
dau zou de auteur de variantes konnen uytgeeven by wyze van
supplement tot zijn werkje, of ten minsten in gereedheid
brengen.
Andere aenmerkingen van minder gewigt, schoon nog al van
eenig belang, gae ik, om de kortheid te betragten, voorby.
Eene evenwel dien ik te maeken, alzoo van nut zou konnen
zijn. Op bl. 56 lees ik van een capellcry. Durf ik die by
vacature voor een myner kinderen verzoeken?