DE OORSPRONG DER FAMILIE VAN BORSSELE VAN DER HOOüHE DOOK Mr. R. F RUIN. Geen geslacht heeft tijdens de middeleeuwen in de geschie denis van Zeeland eene grootere rol gespeeld, dan het geslacht Van Borssele. Iii den aanvang der Bourgondisch-Oosten- rijksche periode traden daarvan vier takken op den voorgrond die van der Vere, Brigdamme, Kortgeue en St.-Maartensdijk. Maar een lang voortbestaan was geen hunner meer beschoren, 't Eerst stierf de tak van Kortgene uit met Philips, heer van Borssele en Kortgene (14-31); daarua volgde in 1468 de tak van Brigdamme met Adriaen van Borssele, heer van Brigdamme, Duiveland enz., wiens weduwe eene bastaarddochter van Philips een Goede was; kort daarop (1470) eindigde ook de tak van St.-Maartensdijk met Frank van Borssele, graaf van Oostervant, weduwnaar van Jacoba van Beieren; en in 1487 stierf ten slotte de tak van der Vere uit met Wolfaard van Borssele, graaf van Grandpré en Buchan, die overleed zonder zoons na te laten, hetzij van zijne eerste vrouw Maria Stuart, hetzij van zijne tweede Gi-iarlotte de Bourbon. Zoo scheen het geheele machtige en met zoovele vorstelijke geslachten vermaagschapte huis uitgestorven, tot zich in den aanvang der republiek eene familie opdeed, die aanspraak maakte op de afstamming in wettige manlijke lijn uit het oude geslacht. Bit was de Middelburgsche burgemeestersfamilie Van der Hooghe, die inderdaad een wapen voerde, overeenkomende Archief 19 OS. 1

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1908 | | pagina 49