In minnen groevende Pryselick 2) ist en waerdich tallen tyden Int glieschrift te doen, wat in de landen passeeren, Eerlijck zijnde die niet tegen de waerheyt stryden. Ten pryse Gods vooral wil ik met verblyden Eens dat ghaen beghinnen naer mijns herten begeeren Becht de waerheyt te schryven, Zelant ter eeren. In minnen groeyende 3) doet liefde floreeren Om van als te sch(r)yven met goed bescheyt, Sooveel ick weetwie wil dat weeren Suver reden seght, memoria salt noteeren Eenvoudelijckretorycka ten dienste bereyt. Niemant verveelt gkewillighen arbeyt. Als ick dit nu aldus hadde voorghenomen Lust doet voort comen mijns hertes behaeghen Ten aensien hoe men graef Maeuwereys niet om vromen In Gods vreese sonder schromen siet den prijs draeghen Int verwinnen des viants, die met valsche laghen Trachten om Gods woort met slans vryheyt en rechten Bein uut te roeyen, waerdoor ons heeren alle daghen Eerlijck doorloghe anvatteu met borghers en knechten, Clouck op twater, en op tlant ons weer anders vechten. Hiertoe helpt de Magesteyt van Ingelant gepresen, Ten eynde dat men Gods kercke niet soude slechten. Ilulpe der Eransoysen wert oock bewesen. Onvergeten dient niet zijn Magesteyt in desen Yan Schotlant met de Hooghduytse heeren en kryssien. Tis openbaer, blijckt claer: God die helpt ons strien. Dit is met groene inkt geschreven. '-) De beginletters van dit gedicht zijn met roode inkt geschreven. Zij- vor men de woorden: Pïeter Jossen Altiit recht hovt. Deze drie woorden zijn met roode inkt geschreven.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1909 | | pagina 110