151
volkomen de door mij (blz. 13 en 14) geopperde veronder
stelling, dat Philips Jacob van Borssele aan de Staten
van Utrecht vervalschte afschriften van de leenbrieven van
St. Paulus heeft overgelegden tevensdat die vervalschingen
zijn ontdekt.
III.
De heer A. baron Sohimmelpenninck van der Oye van
de Poll en Nyenbeek vestigde mijne aandacht op eene
plaats in de door Van Spaen nagelaten handschriften, waarin
deze, die overigens ook van oordeel was, dat de Van der
Hooghes geene wettige afstammelingen der Van Borsseles
waren, het volgende opmerkt: //Ik stuit op eene onbegrijpe
lijkheid. In den brief van den aartshertog Maximiliaan
9 Mei 1485 wordt Adriaan genoemd Borssklen Jacobs zoon."
Van Spaen zal deze opmerking gemaakt hebben, naar aan
leiding van wat hij bij Jacob van Grijpskerke aangeteekend
vond In den gedrukten tekst van diens werk (blz. 247)
zegt deze bij de bespreking van het huis ter Blooge nl. het
volgende: '/Heer Phylips van Borsselen, nu heer van der
lloogheheeft mij laten zien twee origineele brievenden
eersten van den aartshertoge Maximiliaan van Oostenrijk
van den 9en Meij 1485, gegeven binnen Middelburcli, bij de-
welcke hij consenteert aan zijn lieven wel beminden Adriaan
van Borsselen Jacobs zoone het planten van den whege op
der llooghe, over meenige tijden toebehoord hebbende de
vrouwe van der Vebrk". Hieruit toch schijnt inderdaad te
mogen worden afgeleid, dat Adriaan Jacobs zoon, die het
huis ter Hooge kocht, waarnaar de familie sedert Van der
Hoog he werd genoemd, in eene akte van 1485 door aarts
hertog Maximiliaan AdrIaen van Borsselen wordt geheeten.
Intusschen deze conclusie zou voorbarig zijn. Tn een in het
polderarchief van Walcheren berustend register, getiteld Ak-
tenboek van Walcheren, komt op fol. 20 verso een afschrift van
den brief van 9 Mei 1485 voor, waarin de eigenaar van het