cxvii Inderdaad was De Man weinig ge.neigd zich over te geven aan bespiegelingen omtrent bovennatuurlijke zakenwelke naar zijne meening buiten het bereik der mensehelijke kennis vielen. Ik herinner mij nog levendig zijn oordeel omtrent de thans gangbare theorieën over het ontstaan en te niet gaan van de he mellichamen en van het organische leven//het zijn alles hy pothesen, wij weten er niets van"; en een andermaal sprekende over de mystiek welke van den Bijbel uitstraalt ook voor hen die niet gelooven aan eerie Goddelijke openbaring, besloot hij met de woorden//toch is het alles slechts menschenwerk". Andermaal waren twee jaren voorbij gegaan het was thans 1907, een groot jaar voor zijn overlijden -toen liet laatste gedrukte werk van De Man het licht zag De kinderen en kindskinderen van Johannes üe laroreMedicinae doctor te in zijn tijd vermaard en gelukkig geneesheer en daarbij een zeer godsdienstig manmaar op 't laatst van zijn leven neigde hij te zeer naar de gronden van Axtonette de Boukignon en P. Poieet, hierdoor verviel hij tot die dweeperij, dat hij zijn beroep liet vaarennaar rede gevraagdantwoordde hij dat hij in gemoede de artzenij niet handteereu konvermids hij dan een logenaar, dief en moordenaar moest zijn: loge naar den sieken iets voorspellende, dat dikwijls missen kan; dief in de groote overwinst der medicamenten; en moor denaar in 't voorschrijven van middelen, wier kragt niet genoeg bekend is. Men antwoordde hemter oplossing dier zwaarigheden 1°. voorzeg den zieken niets2°. schrijf voor een gulden een schelling; 3°. bedien U alleen van bekende drooge kruiden of daaglijksche geneesmiddelendog 't mogt niet helpen 't ging zooverre met hem dat hij oordeelende dat een Christen zonder onderscheid ook 't geringste werk moest dienen) een vloer dweilde en de vaten waschte Zoo ongelukkig redeneerde die man in dat opzicht, die anderszins van een sehranderen geest was, waarvan nog getuigen konnen deze zijne gedrukte werken."

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 127