cxx waar hij gebleven was, toen hij zijne pen neerlegde, maar de inhoud heeft er niet onder geleden. Vooral trof mij daarin de zachte ader, die den mensch eigenlijk eerst naar waarheid tot mensch stempelt en hem den rechten adel verleent, doch die zoo dikwijls bij velen in het nuchtere, prozaïsche leven schuil gaat. Ook bij De Man lag dat zachtere geenszins onmannelijke gevoel niet aan de oppervlakte en waren het in het dagelijksche leven hoofdzakelijk zijne gezinsleden en meer vertrouwde vriendendie wistenwelk een medegevoelend dikwijls teeder hart hij bezat; juist daarvan geven die ge schreven aanteekeningen uit zijne laatste levensjaren een wel doend en welsprekend getuigenis. x) Ik laat hier een dier opstellen volgendat zonder com mentaar voor zich zelf spreekt. Eene onschuldige. Het was een stille, niet bijzonder koude winterdag-morgen toen ongeveer 50 jaren geleden op de begraafplaats te Mid delburg, buiten de Slijkpoort, een groepje mannen bijeenstond met ééne vrouw er achter. De wet op het begraven had ook deze stad verplicht een rustplaats voor haar dooden aan te leggen buiten de stad. Zij kon het gemakkelijk doen, omdat het in vruchtbaar land herschapen terrein van haar tweede haven haar eigendom was. Een vierkant stuk van 7500 Q meters werd er voor bestemd zonder eenige versiering, met twee huisjes voor de grafdelvers en een deel er vanook al weder zonder de minste verfraaiing, was afgescheiden voor de steeds in aantal toenemende Koomsch-Katholieken. Het weder waszooals ik reeds zeideniet zeer koud en er heerschte volstrekte windstilte. Het geluid van vogels ont brak; zij waren naar de hofsteden of naar de stad gevlucht of begrepen wel, dat hier bij dat gezelschap voor hen niets te vinden was. Het was even tien uur en dus te vroeg om door lijkstatiën

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 130