CXX1I werd steeds magerder, teerder, ijler; doch dit misstond hem waar de zwarte haarlokken hier en daar uithingen. Men zou wel willen denken dat haar overigens grof gelaat het uiterlijk vertoonen zou van schaamte of diepe bedroefdheid oftewel dat scherpe, verstandige, maar onvertrouwbare gelaat van eene ware kindermoordenares, maar neen: er vloeiden wel enkele tranen uit haar rood omzoomde oogenmaar deze rolden wild en verbaasd heên en wederrusteloos als geheel haar voorko men; men zou willen aannemen, dat zij niets van alles be greep, dan dat ze wellicht daar op dit protestantsche kerkhof was gebrachtom door den grafdelver voor haar ook maar een kuil te laten delvennabestaanden had zij niet en men zou dus, misschien zonder getuigen maar, een doodvonnis volvoe ren zooals ze wel zal gehoord hebbendat de gehate prote stanten oudtijds zoo gaarne deden. De man van het graf bood het met weinige spijkers ge sloten kistje den rechters aan en de man van hamer en beitel ontsloot het zonder moeite: daar lag, in een katoenen jurkje omsloten, een lijkje van nauwelijks één week oud, om het schudden en uitloopen van vochten te temperen, met wat schavelingen van hout omgeven, maar ook met enkele palm takjes, volgens Roomsch-Katholiek geloof als zinnebeeld van de overwinning des geloofs, en tevens met een groot katoenen christenkruis Dit een en ander bleek dat er bij de geboorte en bij den dood de vereischte ceremoniën niet waren verzuimd Dat alles was voor alle omstanders zeer treffend maar vooral voor de moeder. De lange gestalte schrikte terugsloeg aan stonds een crucifix en viel op haar knieën en prevelde een gebed, maar ik durfde haar later niet vragen, of dat was voor de zielerust van haar telg of uit ontzag voor het kruis. Snik kend, in tranen badend en versuft, gaf zij door hoofdknikken den magistraat te kennen, dat dit wel wezenlijk haar kind was geweest, dat nu door profane handen in zijn rust werd gestoord, en daarna geleidden de dienaren van Hermandad haar

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 132