CXXIV
welwillend gezicht; als ik hem zoo zag met de onde, scherpe,
standsontwikkeling veel minder. Al de Roomsch-Katholieke
weezen gingen ter schole, maar het kan wel zijn, dat men
spoedig heeft ingezien, dat zij voor iets te leeren ongeschikt
was; zij kon dan ook niet lezen of schrijven en de vacc'ne
was ook geheel verzuimd. Maar later, toen ik ze leerde ken
nen, was werken, namelijk schuren en schrobben, haar lust en
leven en waar zij diende zij werd vooral in de gestichten
gebruikt was zij een mod-d van deugdzaamheid voor den
gebieder en daarbij altoos beleefd, goedaardig, gewillig, zeer
trouw en eerlijk. Zij woonde toennadat zij de weesschool
verlaten had, alleen op een bovenkamertje in den Penninghoek
nabij de Vlasmarkt, waar thans nieuwe huisjes gebouwd zijn
en de Diaconie moest haar, omdat zij wel wat, maar weinig
verdiende, bijspringen in de huur. Bezoeken kreeg zij niet:
de vroegere Roomseh-Katholieke weezen wilden niet van het
domme meisje weten en de verlaten kinderen of bedelaars of
dergelijke, die zij wellicht in het weeshuis had leeren kennen
waren zeker reeds elders geplaatst.
Van gebruik van sterken drank was geen sprake en haar zede
lijk leven was uitmuntend en dus zonder blaamofschoon zij arm
waszonder vriendinnen en alleen woonde. Eerst ongeveer
30 jaren oud viel zij in de netten van baren armbezorger,
een gehuwd burgermaneen winkelierbij wien zij eiken
morgen vroeg, omdat er geene dienstbode was, den winkel
moest omschuren. De bevalling liep voorspoedig af, doch in
de volgende dagen miste de onnoozele alle hulp, behalve
misschien van iemanddie haar wat voedsel bracht. Na eene
week was het kind overleden, do kraamvrouw was hersteld en
niemand had eenigen argwaan. Ziet, een paar weken daarna
laten de buren zich uit, dat zij het kind niet alleen wel
hadden hooren kermen, maar dat zij ook eens, toen de portaal
deur open stondhet kind gezien hadden met eene blauwe
kleur en met als het ware omgedraaiden hals. Wij hebben