CXXVII dachten soms zelfs een versje op zijn eigen toestand moesten zij al niet noteeren. Zeker het was een zwareinspannendenimmer rustende taak voor hen, maar die met opofferende liefde en toewijding vervuld en daardoor tevens geadeld en verlicht werd. De herinnering aan dien hulpbehoevenden Oude zal de liefste huns levens zijn. Wat mij vooral in De Man gedurende zijne laatste levens jaren trof, was zijne helangstelling in het dagelijksche leven, in zaken van den dagwelke hem als persoon niet aangingen buiten zijne levenssfeer lagen en hem straks zouden overleven. Zij leverden het bewijs, hoezeer hij nog aan het leven hechtte en daardoor wordt ook de bijzonderheid verklaarbaarwelke ik hier wil vermelden zij werd mij door zijn geneesheer medegedeeld dat hij de sceptische dokter, in zijne laatste ziekte nog lieil verwachtte van een drankje Eene andere beminnelijke trek bij De Man was zijn denken aan, zijn medeleven met auderen. Bij elke belangrijke gebeurtenis van verblijdenden of vaudroevigen naard deed hij door een woord van deelneming van zich hoorenzooals ik zelf ook bij wisse- selingen in mijn leven meermalen heb mogen ondervinden, en, laat ik er bijvoegen, elk dier briefjes, was steeds het lezen, zelfs het overdenken waard. Altijd was er eene aardigegoede opwekkende gedachte enwat den stijl betreftiets zeer bij zonders in: banale, alledaagsche dingen kon hij niet schrijven. Niet het minst ook door deze aantrekkelijke eigenschap heeft hij zich het leventoen zooveel hem ontvallen wastoen blindheid hemden werkzamen manmet ledigheid geslagen had, levenswaard gemaakt en veraangenaamd. Hij leefde met velen mede en wist, dat velen met hem medeleefden l) Hoezeer dit laatste inderdaad het geval was, bleek o. a. overtuigend bij zijn veertigjarig jubilee als dokter, toen hem, onder vele andere blijken van belangstellingdoor patiënten vrienden en vereerders eene schilderij van P. Stortenbeker en door zijn collega's op Walcheren eene pendule met cande-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 137