6 Daar moest men tusschen twee blokken van Oud-Vlissingen door. Zij heetten //het West- en het Oostmolen of Nieuwleen" en doen vermoeden, dat de Wetering hier een restant vormde van een vroeger molenwaterdoor uitgeveenden grond ontstaan. Zoo wordt verklaarddat de Wetering hier niet de grensschei ding vormde, maar midden door het Nieuwleen liep. Yan daar voer men door het grenswater tusschen de Har- demeet (Oud-Vlissingsch gebied) en Het Pier-Coppens- of Steenpitten-blok (Westsouburgsch gebied). Alzoo bereikte men bij de Blauwpoort den singel van Nieuw- Ylissingen aan de Ritthemsche of Kleine markt. Dat was echter nog het eind niet van deze oude Wetering. Zij moest sueeren, dus de zee bereiken. Men vindt op de kaart van Van Deventer wel de St.-Jacob- straat en het Groenewoud; maar geen Rioolstraatje is er tus schen in geteekend. In dien tijd bestond daar nog geen straatje denkelijk zelfs nog geen riool, maar een waterloop tusschen de achtererven van beide straten. Verlengt men dezen waterloop, aan de overzijde van de Lepelstraat, westwaarts door het blok tusschen de Branderij straat en het Groenewoud dan komt men weldra aan de Schuitvlotstraat of den toegang naar het schuitvlot, ouder dan de schuitevaart, die later in Oud-Vlissingen gevonden werd Zoo bereikt men alras de Koopmanshaven, later Bellamykade, nu door plemping in een Bellamypark vervormd, juist op het puntwaar die gewezen kade van de rechte lijn afweek. Vóór het graven, onder de regeering van Graaf Willem III, van deze «Koopmanshaven" moet de Wetering, om te sueeren Een slopje of gang, op de oude kadastrale kaarten voorkomende, is daarvoor een aanwijzing. Op heden is dit slop verdwenen, naar een der bewoners, die het nog gekend heeftmij mededeelde. 2) ln de (gedrukte) costumen van Vlissingen wordt gesproken van „by de watere" (blz. 134) of van „up wateringe" (blz. 138), bij Van Mieris: „op de Weteringhe". Er was toen maar een als v a a rwater bekend. Zie hiervoor blz. 5 noot 2.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 144