16
rochie en de heerlijkheid van Vlissingen gele
gen was, heeft dit nutdat men nu de volledige uitge
strektheid van 't Vlissingsch grondgebied in het begin der
veertiende eeuw, tusschen die twee grenspunten uit de gra
felijke rekeningen kan reconstrueeren.
II. De ambachtsheerlijkheid van Tlissingen.
1. Haar uitgestrektheid.
Om begripsverwarring te voorkomen dient men in het oog
te houden, dat er in de oudste tijden nog geen Oud en Hieuw
Tlissingen bestond. Vlissingen vormde maar één parochie
maar één ambacht en maar één heerlijkheid.
Welnu twee vragen dienen, in betrekking tot deze ambachts
heerlijkheidte worden beantwoord:
Hoe groot is het gedeelte, dat tot heden tegen den vloed
is bewaard gebleven?
Welk terrein is sinds het begin der veertiende eeuw x)
aan de zee prijs gegeven
Om de eerste vraag te beantwoorden volstaat men met de
opsomming en begrooting der polderblokken, die na den laatst
in rekening gebrachten uitslag, zijn overgebleven.
De overlooper van 16ESin het rijksarchief in Zeeland be
rustende, vermeldt ze aldus:
1. '/De blok aan de westzijde Oud-Vlissingen-dorptusschen
den sprinkwatergank aan de oostzijde, den zeedijk west,
Stadsmolenwater zuyt en begint van zuiden inne. 9 ge
meten 260 roeden" 2).
Wat vóór het maken van de nieuwe insete in 't jaar 1293 „tusschen I)ijx-
hoec ende Vlissinghe" is uitgeslagen (V. d. Bergh II, N°. 853)zal bij gemis
aan charters of overloopers wel altijd onbekend blijven.
2) Dit blok besloeg het terreindat heden door het villapark links van de
Badhuisstraat en door het noordelijke deel van den Grooten binnenspuiboezem
ingenomen wordt; dat is langs den zeedijk van de groote steenen trap af tot
dicht bij de Zeevaartschool (Boulevard Bankert n°. 46). Het zuidelijk deel van
den spuiboezem was molenwater.