2)
3)
4)
3)
21
De grafelijke rekeningen, die van 'tjaar 1318 af bewaard
gebleven zijn en in het rijksarchief in Zeeland berustenzullen
op deze vraag het juiste antwoord niet schuldig blijv.en.
Volgens deze rekeningen zijn uit de ambachtsheerlijkheid
Vlissingen uitgeslagen
Tusschen de ja
en 1340 en
1348
1398
1408
1348
1398
1408
1411
5 gemeten 127 roeden l)
1411
1424
1427
189
61
2
18
3
15
2
146
481/.
106
201
82
158%
189
104
1424
1427
1439
Er zijn dus totaal uitgeslagen
In het jaar 1331 waren nog, na vroegere onbekende ver
liezen, overgebleven 752 gemeten en een halve roeterwijl in het
444 gemeten 1571
roeden.
1331 165 gemeten 62'/2 bedroeg of bet deel van de 189 gemeten, zooals die
in 1318 werden opgegeven. Als men dus '/7 van de 677 gemeten 262Vi roeden
voegt bij dit aantal gemeten dan verkrijgt men voor den uitslag tusschen 1318
en 1331 96 gemeten 249'/2 roeden bij de breedte of 73 gemeten 71 roeden st. sch.,
als de evenredigheid tusschen de breedte en 't steenschietende gelijk blijft. Indien
het steenschietende constant is geblevendan verkrijgt men bij de grootte 701
gemeten 200 roeden, zoodat de uitslag c. 1318 blijft tusschen 23 gemeten 237'/a
roeden en 96. gemeten 249'/2 roeden.
De 5'gemeten 127 roeden geven het verschil aau tusschen de opgaven van
1340 en 1348 zonder als uitslag met name genoemd te worden.
2) Deze 189 gemeten 48'/2] roeden zijn vermoedelijk uitgeslagen in het jaar
1396. Toen „hadden de dijken op versehilleude plaatsen voorziening noodig".
Er werd gesproken over eene nieuwe inlaag „te westeinde 'tslants". Zie Kesteloo
I, blz. 79, 80 (249, 250). Wijl de Stadsrekeningen van Middelburgtusschen de
jaren 1390 (bedijking door Clais Cock) en 1398, eerste vermeldingsjaar van
dien uitslag, geen andere dijkwerken bespreken, staat dunkt mij het jaartal 1396
voor dezen grooten uitslag vast.
3) Deze uitslagen, niet gememoreerd, volgen even als bij noot 1 uit het ver
schil in opgaaf der voorgaande en volgende rekeningen.
4) Deze uitslag is in de rekening 1407/8 dubbel genoteerd.