32 zuiden begrensd door den Watergang of de Sohuitvlot en het Stadsboschje. Ten weslcu dcor diverse erven aan de dorpsstraat, waaronder bekend zijn De, Zwaan" en '/De stadsherberg" Ten noorden ook eenmaal docr de wed. Verbrugge's en ten oosten door Adr Bergenaar's landen. Als men den inhoek van dit perceel aan de zuidwestzijde er van, waarop twee huizen, eens'van Antonie Kooman, stonden, er bijtrekt, dan verkrijgt men de //circa drie gemeten", die op de lijst van taxatie der ten behoeve van de fortificatie in 1803 te onteigene goederen 2) mede ten name van Kooman zijn opgeteekend 3). Het tweede belangrijke perceel, noord daaraan gelegenwas in het jaar 1646 eigendom van voornoemde wed. Verbrugge. Het was een gemet honderd zes en tachtig roeden groot, uit drie gemeten, waarvan een gemet honderd veertien roeden om hare vermeerdering aan de stad gekomen waren 4). Het derde belangrijk perceel, oost aan het tweede gelegen Als men de negen en dertig en een halve roeden (het verschil tusscheu de 281 roeden en de 241 Va roeden, zooals perceel n°. 77 later voorkomt) er bij optelt, dan verkrijgt men de twee gemeten twee honderd drie en vijftig en een halve roeden, in den tekst vermeld. De stadsherberg werd in 1698 gekocht door den bekenden Jacob Verschoor, hoofd van de secte der Verschoristen. Omdat dit pand in dien tijd tot de za- menkomst der secte, ook Hebreën genoemd, diende, droeg het den naam van „de Ilebreeuwsche kerk". Na den dood van Jacob is het in 't jaar 1714 door Pieter Verschoor verkocht. Gedurende de jaren 17381762 was dit pand eigendom van den heer Claude de Chuy ook eigenaar van 't huis, nu van mevr. de wed. v. d. Os, aan het Bellamy park, westzijde en werd de stadsherberg door hem „Batavia" geheeten. Het erf was 180 roeden groot en liep blijkens de grens- opgaven een eind zuidwaarts achter de volgende perceelen door. l) Inv. O. archief Vlissingenblz. 131, u°. 18. 3) Overlooper 1622, blok V, n°. 71; lieg. Eig., blz. 199v, 294, 321. 4) Overlooper van A° 1622, blok V, perc. 70'. De woorden „aan de stad, om haar vermeerdering, gekomen", hebben niet altijd de beteekenis van „bij de stad gevoegd". Ik vond ze ook, waar perceelen, bij gelegenheid van het maken van den zandweg naar Koudekerke, door de stad aangekocht waren om daaruit zand, ten behoeve van den aan te leggen zandweg, te verkrijgen. Ook gebeurde dit wel ten behoeve van de verbreeding van den watergang of tot een ander doel. Na gebruik verkocht men dan den grond.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 170