37
1264, Wisse van Coudekeeke zijn steenhuis of kasteel. Hij
was nu de eerste heer van dit steenhuis. Denkelijk
was hij de kleinzoon van Witto (lees Wisso of Wisse) filius
Wilhelmi die cirea A° 1200 volgens de lijst van Echternach
in Giverdihemkiu (lees Everdey-heimke) onder Koudekerke twee
gemeten lands van dit klooster bezat.
In 1264 droeg Wisso zijn steenhuis aan Aleida, weduwe
van wijlen Jan van Avennes, op om het van haar bij leen
recht terug te verkrijgen en te houden als haar open huis. Verder
is mij omtrent dezen Wisso of Wisse van Coudekekcke alleen
bekend, dat op 24 Juni 1273 zijn zegel bij de verkrijging
door Elokis van Henegouwen van eenig goed te Arnemuiden
gebruikt wordt2), dat hij den 18 September 1276 als getuige
optreedt 3), den 3 Augustus 1281 als scheidsman dienst doet 4)
den 5 Juli en 13 November 1281 als zegsman fungeert 6)
en eindelijk den 30 Augustus 1292 geadresseerde is van een
brief van Johan van Popkensbukg 6).
Hij moet in 1 292 als heer van het kasteel afgetreden zijn.
Immers in dat jaar werd het huis te Vlissingen door Wisse
Gillisz. van den graaf verheven 7). Deze nu is een ander
dan de eerstgenoemde. Dit blijkt uit het nieuwe verhef, dat
alleen bij een nieuwen graaf of een nieuwen heer plaatsgreep,
en hij wordt daarom ook Gillisz. genoemd om hem van (zijn
oom?) Wisse te onderscheiden.
Wisse Gillisz. was derhalve de tweede heer van
het kasteel 8). Hij moet een broeder van Willem ge-
Mijn studie: Archief Z. G. d. W. nieuwe serie 1904, blz. 142 en 149.
2) V. d. Bergh II, n°. 253 en Van Mieris I, blz. 369.
3) V. d. Bergh II, n°. 321.
4) V. d. Bergh II, n°. 426 en Van Mieris I, blz. 414.
s) V. d. Bergh II, n°. 437.
6) V. d. Bergh II, Nalezing n°. 77.
J. v. Grijpskerke 't Graafschap van Zeelandblz.252. Zie ook blz. 239
en 240.
6) Zijn vader Gillis of Egidiüs van Koudekerke was, tijdens de Hollandsch-
Vlaamsche oorlogen, met Pijeter van Souburg aan de zijde van Vlaanderen.