38
weest zijn, wiens vrouw //Lisabet sheren Willem Gillis"
genoemd wordt, en van Pieter, wiens vrouw '/joncvrouw
Beatrix Pieter Gillis" heet. terwijl deze zelf als Willem
en Pieter van der Boede in de beden voorkomen. 2) Over
hun zuster Beele sprak ik reeds op bladzijde 34.
Wisse Gillisz. was met een Adelise getrouwd. In 1318
komt zij als zijn weduwe voor Hij overleed dus vóór dat
jaar, ja reeds vóór 1308 3).
Zijn weduwe hertrouwde met een Jan* van Rübroeck 4).
Van zijn zoons Jan en Simon hooren wij niet veel Den
kelijk, omdat Wisse, den 10 Januari 1294, tot regeling van
zijn schulden, al zijn ambacht, in Walcheren gelegen, aan
den graaf verkocht had 6).
Of toen ook het steenhuis aan den graaf overgingdan
of Wisse dit tot zijn dood behieldis mij niet bekend. Doch
bekend is, dat meester Lam Matthijsz. 6) een keer meester
Hij kreeg samen met hem 1200 als schadeloosstelling. Zie over hem V. d.
Bergh I, n°*. 460, 465, 467, 468, 469, 4-72, 520 en II, nCB. 48 en 49.
Ook Kluit, nos. 147, 151, 153, 155, 176, 240 en 241
Afschrift van het Register gemerkt E L n°. 36 cas R in het Algem. Rijks
archief te 's Hage.
2) Hamaker, Graf. Rek. I, blz. 523 en Graf. Rek., n°. 18, A° 1372 onder
de beden op Coudekerke.
3) Hamaker, Graf Rek. I, blz. 70. In 't Register E L n°. 36 5s-IIage A°
1308. Ook zijn erfgenaam wordt daar vernoemd.
4) Van Mieris II, blz. 254. Rubroeck, waarschijnlijk een verkorting van
Ruygbroeck, woest of moerassig land, hoewel de oudste bekende vorm -f 1280
is Rubrokewas een ambacht aan de oostzijde van de Rotte, grenzende oudtijds
aan de stad Rotterdam. Of liever een deel van de huidige stad is in Rubroek
gesticht, doch in 1298, toen men de vest begon te graven, van het ambacht
afgesneden. In 1412, den 20sten Augustus, werd het ambacht door hertog Willem
van Beieren aan de stad geschonken. In de stadsrekening 1426/7 wordt reeds
gesproken van het „huys the Rubroec", niet met het latere koffiehuis van dien
naam te venvarren. De Goudse he poort heette ook de Rubroeksche poort. Deze
bijzonderheid dank ik aan.de vriendelijke mededeeling van den heer E. Wiersum,
archivaris van Rotterdam.
6) V. d. Bergh, Oork. II, n°. 871.
Gewoonlijk „meester Lam" genoemd, doch eens, bij Hamaker IIblz. 219,
onder den naam van Lam Mathijs, als klerk Bewester Schelde voorkomende.