39
Lam van Vlissingen genoemd wordt dat diens vrouw,
evenals de dochter van Wisse, Lijsbet heette, dat hij, blij
kens de rekening van 't jaar 1340, de '/Steenhuusmeet" te
Vlissingen voor 4 sch. gr. van den graaf in pacht of leen had 3),
dat hij rente betaalde van al s'graveu vrije in Vlissingengroot
189 gemeten 3), en dat hij ook het tolhuis van Vlissingen,
den watermolen en acht gemeten landsin 't molenwater af-
gedijkt, in pacht had 4).
De renteheffing van de //steenhuusmeet" doet bevroeden,
dat Lam Matthijsz. tusschen de jaren 1318 en 1344 bewoner
van het huis geweest is; maar een verlijbrief ontbreekt. Ook
wordt in den verlijbrief van 1-344 op zijn zoon niet gezegd
'/alse ons aneghecomen is van meester Lams doet", gelijk zoo
iets plaats had bij het verlij in 1360 van Jan meester Lams
zoon op Jan van Souburg 5).
Meester Lam was een man van beteekenis. Dit ziet men
niet alleen uit bovengenoemde mededeelingenmaar ook daar
uit, dat toen Boudin J ansz., rentmeester beooster Schelde,
ook over 't rentambt bewester Schelde als rentmeester opge
treden was, meester Lam Matthijsz van Vlissingen zijn klerk
bewester Schelde werd a)
In deze betrekking reist hij in 1341 naar Henegouwen,
om zijn heer te spreken omtrent liedendie in de kerk van
Baarland lagen en een edel knaap, in tijd van vrede, verslagen
hadden 7).
Ook gaat hij met een zending naar den vermaarden Vlaam-
schen volksleider Artevelde in dat zelfde jaar naar Sluis
Damme, Brugge en Gent. En nogmaals naar Sluis om ant-
Hamaker Iblz. 526.
2) Idem II, blz. 178. Steenhuusmeet beteekent de meet, waarop het steen
huis stond. Zie hiervoor blz. 34.
3) Idem I, blz. 12 en 14.
Idem I, blz. 109, 214, 435, Dl Ik blz. 177. s) Zie hiervoor, blz. 34.
6) Klerk was een betrekking, later met „stedehouder" aangeduid. Tegenw. staat
XIX blz. 96 noot 6. 7) Hamaker IIblz. 205.