52 haddenrustten op een gemetselden muur van circa vier voet hoogmet twee of drie ovenmonden. Door deze bracht men de turf onder de pannen. Nu werd er, op een bij de voor boden bepaalden tijdvby consent van den heere ende der wet" in den oven vuur gelegd door de sietstriggen 2). Het woes in de pannen werd daardoor gezoden of gebraden. Zoo verkreeg men het sietzout en het braadzout. Dan werd het zout door de joncwijfs van de zoutkeeteu naar de zeihuizen gebracht en op de denne s) uitgelegd om te vlosscheu. Nadat het alzoo toebereid waskon de panuemau of pannevrouw bedrijver of bedrijfster zijn waar aan den koopman leveren, waarbij de schatstriggenmet de geijkte matendoor het hanteeren van de streechsel of strijkstok en de moskuil of aanslaghamer, aan ieder zijn gerechtigheid schonken4). Yan de ouwer s) werd op elke keet een maximum van vijftig zoutzakken, van de turf twintig zoutzakken aan de joncwijfs gegund. Het slijm8) werd, denkelijk door de slachtstriggenin slijm- manden 7) buiten de keeten naar de bakken gebracht. Onder deze waren goten aangebrachtdiezonder de straat te be vuilen, het slijm moesten doen wegvloeien. De zelke of aschdoor de pitstriggen naar buiten gevoerd werd door den huurder van de vuilnis opgehaald en op de aangewezen plaats den zeikheuvel neergestort 8). Deze zeikheuvels hebben de gedachtenis aan de oude zei- x) Voorbodenartt. 2,3, 129 en Ordonnantiën van Reimerswaal IV, art. 3. 2) Striggen, wil zooveel zeggen als vrouwen meiden zooals men nu spreekt van fabrieksmeiden. 3) Voorbodenart. 104 en Ordonnantiën IV, art. 7. Het woord beteekent de dennenvloer van de zeihuizen of schuren. 4) Ordonnantiën IVart. 22 en Voorboden art. 54. 6) Ik kan hierbij aan niets anders dan aan doove kolen denken. 6) Onder „slijm" versta ik den neerslag van de zilte breimassanadat het wit zout er uit geloogd was. Ordonnantiën Iblz. 165 art. 7. 8) Voorboden art. 122.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 190