53
nering tot onzen tijd bewaard Zij groeiden steeds aan door
meerderen afval en dienden later tot molen werven.
Bekend zijn de Noord- en de Zuid-zelke te Zierikzee, zoo
boog, dat een er van bij een belegering kon gebruikt worden 1;.
Even als itódr, ontstond er in de nabijheid van het dorp
Vlissingen een heuveldie hoewel niet bij dien naam bekend
nochtans een zelke of zeikheuvel geweest is.
Het hoogste gedeelte der stad Vlissingen is op de Zeemans
erve te vinden. Dit hofje werd in het jaar 1643 door Cor
nelia Quack, weduwe van Carel Nijs, gewezen geweldige
van Hunne H°. M°. de Staten Generaal te 's Gravenhage, op
een heuvel gesticht. Dezedoor de stedelijke regeeringop een
cijns van 1 Vis, van den Prins, als heer van Vlissingen,
gekocht, was toen een ledige erve 2) en zal zeker ten behoeve
van de stichting wel wat afgeplat zijn.
Vóór 1643 stond er een oliemolen op, aldaar gebouwd in
weerwil van het verzoek der bewoners van de Lange Zelke
d.d. 10 Februari 1593, dat de oprichting van een oliemolen
aldaar mocht verboden worden 3),
Deze oliemolen blijkt gebouwd te zijnnadat een vroegere
windkorenmolen omgewaaid, verbrand of gesloopt was. Het
is deze windkorenmolen, die in de Conditiën van den verhoop
van Vlissingen A° 1581 gememoreerd wordt 4).
1) Tegenwoordige staat XIX blz. 253 303 375.
2) Winkelman, blz. 80, 180.
3) Winkelman, blz. 182. Hij wordt ook, als u°. 8, aangewezen op twee
Plattegronden van Vlissingenvoorstellende de stad in 1572 (sic) en 1608
kennelijk van één hand, als studiekaart geteekend en onder reserve te gebruiken.
Zij zijn te vinden op den InventarisN0s. 78 en 79.
4) Aldaar in art. 7, waar vermeld worden: „twee schoone watermolens en
windmolens, waarvan de tweede windmolen by de regeerders der stad Vlissingen
by tyde van den laatste oorloge opgerigt is". De eerste windmolen, door mij
in den tekst vermeld, vindt men op de zeer nauwkeurige en officieele Platte
grond van Vlissingen A° 1550, door Jacob van Deventer geteekend. Ook staat
hij op de Plattegronden van 1570 en 1589, Rijksarchief, N°s. 3492 en 3491,
waarvan de kopieën, geteekend door burgemeester Tutein Nolthenius, in de
vestibule van het stadhuis te Vlissingen opgehangen zijn.